Akkermunt is een lage zomer- en herfstbloeier met een muntgeur, zuurder en 'fruitiger' dan bij Watermunt. De plant vormt liggend-opstijgende stengels met ruitvormige-eironde bladeren, en schijnkransen die minder opvallen dan bij andere Munten. Ze groeit vooral in vochtige, open vegetaties en is te vinden op uiteenlopende grondsoorten. Akkermunt is een vrij algemene plant, maar zeldzaam in sommige gebieden.
Akkermunt heeft een circumpolaire verspreiding. De soort komt voor in bijna geheel Europa, met uitzondering van het uiterste noorden. In het Middellandse-Zeegebied is ze veel zeldzamer. In Vlaanderen is
In Vlaanderen is akkermunt een algemene soort met een voorkeur voor de Maasvallei, de lagere gedeelten van de Kempen en de Leemstreek. Om onduidelijke redenen is ze na 1971 vermoedelijk licht achteruitgegaan.
Akkermunt is een lage tot zeer lage, zomer- en herfstbloeier met een sterke muntgeur, die wat zuurder en 'fruitiger' is dan bij Watermunt. Zij vormt liggend-opstijgende bloeistengels. De bladeren zijn duidelijk gesteeld en gewoonlijk ruitvormig-eirond tot langwerpig. De schijnkransen staan op afstand van elkaar in de oksels van gewone bladeren, waardoor ze minder in het oog lopen dan bij de overige soorten. Aan de top dragen de bloeistengels enige bladparen zonder schijnkrans. De kelk is klokvormig met korte driehoekige tanden, wat vooral de uitgebloeide schijnkransen een kenmerkend aanzien geeft. De paarse kroon is (behalve op schaduwrijke plaatsen) wat donkerder van tint dan bij andere inheemse Munten.
Akkermunt komt voor in gematigde en koudere delen van het noordelijk halfrond; in Zuidoost-Azië is zij in cultuur als toekruid. Hier is zij plaatselijk ingeburgerd, evenals in Nieuw-Zeeland. In Nederland is zij vrij algemeen, maar zeldzaam in sommige delen van het kustgebied.
Akkermunt is - net als bijvoorbeeld Hondsdraf en Penningkruid (Lysimachia nummularia) - een bewoner van de lagere etages van een vegetatie. Vaak wordt zij deels beschaduwd door andere planten, al hebben de begroeiingen waarin zij optreedt, gewoonlijk een vrij open karakter. Dit laatste hangt vaak samen met waterstandswisselingen. Voor het overige wordt zij in zeer uiteenlopende milieus aangetroffen. Voor een aanzienlijk deel lopen die parallel aan de reeks standplaatsen waar planten als Egelboterbloem (Ranunculus flammula), Zomprus (Juncus articulatus) en Moerasstruisgras (Agrostis canina) optreden. Zo staat Akkermunt in drassige weiden en hooilanden op venige grond, aan slootkanten, op droogvallende oevers van vennen, op afgeplagde plekken in drassige heide op leem; ook in greppeltjes en op natte paden in loofbossen. In heel ander gezelschap verkeert Akkermunt in hakvruchtakkers en moestuinen. Evenals Korrelganzenvoet (Chenopodium polyspermum) en Stijve klaverzuring (Oxalis fontana) komt zij vooral op vochtig tot verslempt bouwland voor. Hoe meer vocht, des te talrijker is Akkermunt. Op zand en leem en vooral op dalgronden in de veenkoloniën, maar ook op laaggelegen kleigronden is zij een vrij gewone akkerplant - een van de weinige overblijvende soorten in hakvruchtakkers, die de bodembewerking overleeft dankzij haar uitlopers.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Akkermunt kan in meerdere niches van het cultuurlandschap voorkomen. De soort groeit bij voorkeur op plaatsen met een wisselende waterstand en een relatief voedselrijke bodem, zoals op akkers en in moestuintjes waar de bodem verslempt is en lange tijd nat tot vochtig blijft. Gelijkaardige voorwaarden treffen we aan langs natte paden, droogvallende sloten en graslanden op venige of op natte zandgrond. Ook daar komt de plant veel voor.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.