Borstelbies is een kleine, grasgroene plant die in dichte polletjes groeit met dunne stengels en één borstelvormig blad. De bloeiwijze bestaat uit één tot drie korte aren met bloemen zonder borstels. Ze komt voor in Europa, delen van Azië, Noord-Afrika, de Azoren en Australië. Borstelbies groeit op open, vochtige, vaak verstoorde grond, zoals in afgravingen en langs sloten, en kan enige schaduw verdragen.
Het areaal van borstelbies ligt vooral in West- en Centraal-Europa, noordwaarts tot Zuid-Scandinavië en zuidwaarts tot het noorden van het Iberisch Schiereiland, de Alpen en het grootste deel van de Balkan. De oostgrens van het kernareaal loopt tot Polen, Slowakije, Oostenrijk en Bulgarije. verder oostwaarts liggen geïsoleerde deelareaaltjes tot in Centraal-Azië, Noord-Indië en China. Verder is de soort te vinden in onder meer Noord-, Oost- en Zuid-Afrika en Australië, al is het niet altijd duidelijk of ze op al die plaatsen oorspronkelijk inheems is. In Noord-Amerika is de soort lokaal ingeburgerd. In Wallonië komt borstelbies overal vrij verspreid maar eerder zeldzaam voor.
Op Vlaamse schaal is borstelbies vrij algemeen. De soort is het frequentst in de Duinen en de Kempen. Van de typische pioniers van het dwergbiezenverbond is borstelbies een van de meest algemene en minst bedreigde soorten. In vergelijking met de karteerperiode 1939-1971 is het aantal vindplaatsen zeer sterk toegenomen. Nochtans kunnen we moeilijk aannemen dat de soort reëel is vooruitgegaan. We vermoeden dat er gewoon veel beter naar deze weinig opvallende soort is uitgekeken. We hebben zelfs de indruk dat de soort in Vlaanderen in werkelijkheid nog veel algemener is dan weergegeven.
Borstelbies is een kleine tot meestal zeer kleine, grasgroene, meestal in dichte 'borstelachtige' polletjes groeiende plant, die soms korte uitlopers vormt en dan in matjes groeit. Het is een eenjarige tot kortlevend-overblijvende zomerbloeier. De draaddunne, rolronde stengels dragen meestal één volledig blad met een borstelvormige bladschijf. De bloeiwijze bestaat uit één tot drie zittende of zeer kort gesteelde aren, die zijdelings uit de stengel lijken te treden doordat het schutblad de stengel voortzet; soms is er nog een tweede schutblad. De eivormige, tot vier millimeter lange, bleek- tot donkerbruine aren bevatten tien tot enkele tientallen bloemen. Deze hebben geen borstels, meestal twee meeldraden en een stamper met drie stempels. Het nootje is omgekeerd eivormig met vijftien tot achttien lengteribben en daartussen gerimpeld. Tegelijk met de rijpe nootjes vallen ook de kafjes af, waarna alleen een kale aarspil resteert.
Borstelbies komt voor in West-, Midden- en Zuid-Europa, noordwaarts tot Zuid-Scandinavië; in andere werelddelen heeft zij een verbrokkeld areaal dat delen van Zuidwest- en Midden-Azië, het Atlasgebied, de Azoren, Oost- en Zuid-Afrika en Australië omvat. In Noord-Amerika is zij ingevoerd. In Nederland is zij vrij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen in de pleistocene streken en in de duinen; voorts is zij op een paar plekken in het Hollands-Utrechtse polderland aangetroffen.
Dit miniatuur-biesje is een kenmerkend bestanddeel van pioniervegetaties op open, vochtige tot natte, min of meer dichtgeslagen, zonnige tot licht beschaduwde, al dan niet 's winters onder water staande, meestal wat humeuze, al dan niet licht bemeste zand- en leemgrond. Op veen en klei komt Borstelbies weinig voor. Gewoonlijk houdt zij het langst stand op matig voedselrijke bodem; in meer uitgesproken voedselrijk milieu ruimt zij veelal spoedig het veld voor andere planten. Ook op voedselarm zand is haar aanwezigheid vaak tot de eerste pionierfase beperkt: daar is zij dikwijls alweer verdwenen terwijl de begroeiing nog allerminst gesloten is. Behalve in pionierbegroeiingen komt Borstelbies ook weleens voor als bestanddeel van de grasmat, maar alleen als deze zeer laag blijft en door het vee min of meer opengetrapt wordt, zoals op veepaadjes en drinkplaatsen. Haar natuurlijke standplaats wordt met name gevormd door droogvallende strandjes van beken, waar zij met Moerasmuur (Stellaria uliginosa) een karakteristieke combinatie vormde, maar door waterverontreiniging weinig meer voorkomt. Verder kan zij een zeker aandeel hebben in de begroeiing op de drooggevallen bodem van plassen en poelen. Verreweg de meeste groeiplaatsen van Borstelbies ontstaan tegenwoordig door toedoen van de mens, evenzeer als deze haar oorspronkelijke groeiplaatsen heeft verstoord. Vooral allerlei graafwerk schept tijdelijke kansen voor deze pionier, die vaak onverwacht verschijnt in afgravingen, langs pas gegraven sloten en greppels en op afgeplagde plekken. Evenzo kunnen bij wegaanleg kortstondig geschikte plekken ontstaan. Ook duikt Borstelbies weleens op vochtige kapvlakten en in vochtige moestuinen op. Duurzame groeiplaatsen heeft zij voornamelijk in beweid en weinig of niet bemest terrein, zoals in valleitjes van vroongebieden en in beekdalweilanden, en soms aan de rand van vochtige paden. Zij verdraagt een zekere overschaduwing door bomen of struiken, mits de bodembegroeiing open is. Vergeleken met een aantal van haar eenjarige metgezellen blijkt Borstelbies duidelijk kieskeuriger dan Greppelrus (Juncus bufonius) en Moerasdroogbloem (Gnaphalium uliginosum), maar anderzijds lang niet zo gevoelig voor 20ste-eeuwse ingrepen en invloeden in haar leefwereld als bijvoorbeeld Dwergvlas (Radiola linoides), Dwergbloem (Anagallis minima), Draadgentiaan (Cicendia filiformis) en Wijdbloeiende rus (Juncus tenageia). Het beste is zij te vergelijken met Waterpostelein (Lythrum portula), Liggend hertshooi (Hypericum humifusum), Klein bronkruid (Montia fontana subsp. chondrosperma) en Grondster (Illecebrum verticillatum) — kwaliteitsindicatoren van het cultuurlandschap, niet onbedreigd, maar evenmin kansloos geworden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Borstelbies is een pionier van sterk door de mens vergraven of door natuurlijke omstandigheden verstoorde bodems. Het is een lichtminnende soort van vochtige tot natte, zandige tot zandlemige, kleiige of venige, matig zure en gewoonlijk tamelijk stikstofarme bodems. Ze kan massaal opduiken op kapvlakten op vochtige, open plaatsen met ietwat gecompacteerde bodem, vooral langs sleepsporen of in sporen van de bosbouwmachines.
Borstelbies groeit ook op droogvallende oevers van vennen, ontginningsputten van zand, klei en grind, pas afgegraven vijvers en aan de rand van duinpannen. Verder gedijt het plantje ook in open vegetaties op de wand van greppels, sloten en beken. Andere groeiplaatsen zijn onder meer veepaadjes of kapotgetrapte plekjes in niet te voedselrijke natte graslanden en plagpekken in heiden. Ten slotte kan men borstelbies wel eens aantreffen in pioniersvegetaties op opgespoten terreinen. In al die situaties treedt de soort meestal onbestendig op, gebruikmakend van een grote zaadbank om ongunstige periodes door te komen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.