De Bosgeelster is een lage voorjaarsbloeier met een ronde, toegespitste bol zonder nevenbollen, soms met broedbolletjes. Het blad heeft een bleke voet; jong blad is smal en vijfkantig, ouder blad is vlak en gegroefd. De bloeistengel heeft twee stengelbladeren onder het scherm, het onderste bijna zo breed als het grondblad, het bovenste kleiner. Deze bladeren zijn gewimperd. Het scherm bevat twee tot tien bloemen met afgeronde bloemdekbladen die dofgroen worden na de bloei. De plant groeit op beschaduwde, zandige, voedselrijke en vochthoudende grond.
Het areaal van bosgeelster is strikt holarctisch. Het hoofdverspreidingsgebied in Eurazië omvat Midden- en Oost-Europa, en loopt tot aan de Oeral. Twee disjuncte arealen liggen in Centraal- en Oost-Azië. In Zuid- en West-Europa mijdt de soort veelal de kustgebieden. Op het Iberisch Schiereiland is de verspreiding beperkt tot het noorden. In Scandinavië is het taxon vrij algemeen in het zuiden. In Wallonië is bosgeelster iets minder zeldzaam dan in Vlaanderen, met de meeste vindplaatsen in het Maasdistrict en Lotharingen.
In Vlaanderen is bosgeelster uiterst zeldzaam. De vindplaatsen liggen aan de rand van het areaal. Het voorkomen is beperkt tot enkele beekvalleien, vooral in Oost-Vlaanderen. Het taxon is zeldzaam en op sommige vindplaatsen bedreigd of reeds verdwenen (West-Vlaanderen, Limburg). In Oost-Vlaanderen is de verspreiding vrij stabiel. Een doorgedreven terreinonderzoek van enkele beekvalleien in het voorjaar leverde hier zelfs meerdere nieuwe vindplaatsen op. De vroege en vaak vrij onopvallende bloei (februari-april), soms gemaskeerd door jonge brandnetelvegetaties, leidt mogelijk tot onderschatting van de verspreiding. Bovendien komen op de meeste groeiplaatsen slechts weinig exemplaren tot bloei. Gerichte inventarisatie van beekvalleien in het voorjaar is noodzakelijk voor een betere kennis van het Vlaamse areaal. De oudst bekende vindplaats (Lede, Sasboske; ROUCEL 1792) bestaat nog steeds.
De Bosgeelster is een lage voorjaarsbloeier met een min of meer ronde, bovenaan toegespitste bol. Binnen de omhulling van de bolvliezen bevindt zich behalve de hoofdbol geen nevenbol, daar de nieuwe bolrok binnen de oude ontstaat; wel worden daarnaast soms broedbolletjes gevormd. Aan de voet van de plant ontspringt één blad met een bleke, zelden iets rossige voet. Bij jonge planten is dit vaak nog zeer smal, maar dan wel duidelijk vijfkantig, met vlakke bovenzijde. Oudere planten hebben een vlak, gegroefd, tot één centimeter breed grondstandig blad met een kapvormige top en met vijf of zeven aan de onderkant uitspringende nerven. De bloeistengel draagt vlak onder het scherm twee stengelbladeren, waarvan het onderste bijna even breed is als het grondstandige blad, terwijl het bovenste kleiner en smaller is. Deze stengelbladeren zijn, in tegenstelling tot het grondstandige blad, gewimperd. Soms draagt een van beide in zijn oksel een broedbolletje. Het scherm bevat twee tot ongeveer tien bloemen; soms staan deze in een eindelings en een kleiner zijdelings scherm, die elk in de oksel van een stengelblad staan. De bloemdekbladen hebben een afgeronde top; bij het uitbloeien rollen ze achterover en krijgen een dofgroene kleur. Bosgeelster is in ons land de enige Geelstersoort waarbij regelmatig vruchtzetting valt waar te nemen. De stengelvoet verslapt, zodat de stengel met rijpe doosvruchten omvalt; daarna opent de vrucht zich, de (weinig talrijke) zaden komen vrij en de rest van de bovengrondse delen verschrompelt. De zaden hebben een aanhangsel dat als mierenbroodje fungeert. Zaadverspreiding door mieren heeft Bosgeelster gemeen met tal van soorten die in vergelijkbaar milieu voorkomen, zoals Klimopereprijs (Veronica hederifolia), Maarts viooltje (Viola odorata), Helmbloemsoorten (Corydalis spp.), Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) en Gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis).
De Bosgeelster heeft van alle Geelstersoorten het grootste areaal: bijna heel Europa, westwaarts tot Engeland, en delen van West-, Midden- en Oost-Azië; het areaal vertoont in Siberië echter grote onderbrekingen. In Nederland is zij zeldzaam in het noordoosten en oosten. De voornaamste concentratie van vindplaatsen ligt op de Hondsrug, van Emmen tot in de stad Groningen. Verder komt zij voor op een aantal plaatsen in het oosten van de provincie Groningen, in Twente en Oost-Gelderland. In de rest van het land is zij sporadisch aan te treffen, onder meer in het Geuldal in Zuid-Limburg (in aansluiting op rijkere groeiplaatsen vlak over de grens in België) en op een paar ver uiteenliggende plekken aan de Hollandse binnenduinrand.
Bosgeelster staat overwegend op beschaduwde plaatsen, soms ook in open grasland, op zandige, voedselrijke, vochthoudende grond. De groeiplaatsen zijn in enige groepen te rubriceren. In Twente en Oost-Gelderland staat de plant in loofbossen en graslanden op beek- en rivieroeverwallen. Zij blijkt goed bestand tegen kortstondige overspoeling maar niet tegen langdurige overstroming, en markeert dikwijls de grens tussen lang en kort onder water staande terreingedeelten. Zowel langs de Slinge bij Winterswijk als langs de Dinkel in Twente is geconstateerd dat de plant zich dikwijls vestigt als pionier op plaatsen die bij winterse overstromingen overzand zijn. Met het zand werden hier vanuit bovenstrooms gelegen groeiplaatsen geelsterbolletjes aangevoerd. Evenals Muskuskruid (Adoxa moschatellina) pioniert zij met succes op het vers afgezette en overigens nog kale slib. Op enkele plekken staat Bosgeelster in loofbossen aan de voet van hellingen, in de buurt van brongebieden of op plekken met grondwaterstroming op geringe diepte; in bergachtiger landen is dit type standplaats veel minder zeldzaam. Verder zijn er een paar groeiplaatsen onder struweel aan de rand van bosjes die aan landbouwgronden grenzen. En tenslotte ligt de meerderheid van de groeiplaatsen in Groningen, Drenthe en aan de binnenduinrand in sterk door de mens beïnvloede terreinen, namelijk op grazige en/of licht betreden of geharkte plaatsen onder bomen en struiken, in de meeste gevallen binnen de bebouwde kom van dorpen en steden. Zoals Akkergeelster in nederzettingen langs de IJssel optreedt, zo heeft Bosgeelster op de Hondsrug een hele reeks groeiplaatsen in beschaduwde bermen, perken en grasveldjes in de oudere delen van de dorpen (alleen Odoorn vormt een onderbreking). Enkele her en der in het land verspreid liggende groeiplaatsen betreffen parkbossen met een stinzenflora, maar komen overigens geheel overeen met de dorpse groeiplaatsen zonder stinzenplanten; er is dan ook geen reden Bosgeelster, als zij in een stinzenmilieu groeit, ter plaatse als cultuurrelict te beschouwen. Op grazige plaatsen vertoont de plant alleen uitbreiding daar waar de grond door mensen of mollen is omgewoeld. Planten waarmee Bosgeelster dikwijls samen voorkomt, zijn onder meer Speenkruid (Ranunculus ficaria), Klimopereprijs, Gewone vogelmelk, Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris), Zevenblad (Aegopodium podagraria), Kleefkruid (Galium aparine) en Grote brandnetel (Urtica dioica). Een enkele maal is zij te vinden in gezelschap van meer bijzondere soorten, zoals de voorjaarsknolgewassen Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) en Vingerhelmbloem (Corydalis solida). Als parasiet komt op Bosgeelster de roestzwam Uromyces gageae voor.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Bosgeelster komt in Vlaanderen vooral voor op oeverwallen in beekbegeleidend loofbos. De grootste groeiplaatsen vinden we waar de natuurlijke beekstructuur nog vrij intact gebleven is, op regelmatig kortstondig overstroomde plekken. De soort markeert er vaak de grens tussen lang en kort onder water staand terrein. Andere groeiplaatsen betreffen graslanden op oeverwallen, al dan niet beplant met populieren. Een enkele keer groeit de soort in een park (vermoedelijk niet als stinsenplant: de sierwaarde is gering) of langs een houtkant of bomenrij. In Vlaanderen gaat het steeds om standplaatsen op vrij zandige, voedselrijke, neutrale tot vrij kalkrijke, vrij vochtige maar zeker geen kletsnatte gronden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.