De Stengelloze sleutelbloem is een zeer lage, kroezig tot wollig behaarde voorjaarsbloeier. Vaak lijkt het alsof de bloemen direct uit de bladoksels ontspringen, omdat de steel meestal ontbreekt. De kelk is nauw buisvormig met smalle, spitse slippen, en de bloemkroon is groter dan bij de Slanke en Gulden sleutelbloem, bleekgeel met dooiergele slippen aan de voet. De plant groeit op vergelijkbare standplaatsen als de Slanke sleutelbloem.
Stengelloze sleutelbloem vertoont een Atlantische en mediterrane verspreiding. De soort komt voor in het grootste deel van het Middellandse-Zeegebied en in het Atlasgebergte in Noord- Afrika. In West-Europa loopt het areaal van Portugal, over het noordwesten van Spanje, Frankrijk, de Britse Eilanden en vanaf België in een smalle stook langs de Atlantische kust tot de zuidwestkust van Noorwegen. In België komt stengelloze sleutelbloem van nature enkel voor in een kleine regio van Gistel over de zuidrand van Brugge tot Maldegem en Aalter. Andere vindplaatsen betreffen vermoedelijk allemaal verwilderde exemplaren.
Op Vlaamse schaal is stengelloze sleutelbloem een zeer zeldzame soort. Tijdens gericht onderzoek werden in 2000 in Vlaanderen een 90-tal populaties teruggevonden. De laatste decennia is zowel het aantal als de omvang van de populaties sterk achteruitgegaan (ENDELS et al. 2002).
De Stengelloze sleutelbloem is een zeer lage, kroezig tot wollig behaarde, overblijvende voorjaarsbloeier. Soms staat het scherm op een korte steel, maar meestal ontbreekt deze en dan lijkt het alsof de bloemen aan de bladoksels ontspringen. De rechtopstaande bloemstelen kunnen ruim een decimeter lang worden. De nauw-buisvormige kelk heeft lange, smalle, spitse slippen. De bloemkroon is groter dan bij Slanke en Gulden sleutelbloem, bleekgeel met vlak uitgespreide, aan de voet dooiergele slippen. De vrucht blijft korter dan de kelk. Na de bloei verslappen de bloemstelen en de zaden rollen bij het opengaan van de doosvrucht op de grond. Ze dragen een onopvallend, oliehoudend aanhangseltje, dat in trek is bij mieren, die de zaden verslepen. In bouw en zaadverspreiding herinnert de plant aan Ruig en Maarts viooltje (Viola hirta en odorata).
Stengelloze sleutelbloem heeft een min of meer verbrokkeld areaal, dat van het Zwarte-Zeegebied via Zuid-Europa en het Atlasgebied westwaarts loopt en dan over Frankrijk noordwaarts afbuigt naar de Britse eilanden, Denemarken en West-Noorwegen. Nederland ligt aan de oostrand van het verspreidingsgebied, waar de plant een relictverspreiding heeft of had (evenals in Vlaanderen bij Brugge). Enerzijds zijn de oorspronkelijke groeiplaatsen in Noord-Drenthe en
West-Brabant vrijwel of geheel verloren gegaan. Anderzijds is de plant op diverse plaatsen verwilderd, vooral in de duinstreek. Waarschijnlijk liggen daar ook een paar plekken waar zij zonder hulp van de mens is terechtgekomen, met name in het gebied van Haarlem tot 's-Gravenhage. Al sinds de 17de eeuw wordt zij hier als in het wild groeiende plant vermeld. Anderzijds staat van enige natuurlijk aandoende groeiplaatsen in binnenduinbos in Kennemerland vast dat de soort er ooit is uitgeplant. Naast de lichtgeel bloeiende wilde vorm zijn rood- en blauwbloemige vormen (deels bastaarden) in cultuur.
In standplaats komt de Stengelloze sleutelbloem vrij sterk met de Slanke overeen. Vermoedelijk heeft de eerste in Noord-Drenthe als bosplant in soortgelijk beekdalbos gestaan als de tweede elders, maar van dit bos is niets overgebleven. De plant hield tot voor kort stand aan de rand van houtwallen langs beken en een slootkanten in het grasland, op een enkele plek samen met Rapunzels (Phyteuma spp.). Recente ruilverkavelingen en voortgaande ontwatering lijken haar lot hier voorgoed te hebben bezegeld. In de binnenduinen staat de plant in loofbos en onder struweel, zowel op hellingen als in valleien. In vochtig Duin-Berkenbos groeit zij samen met onder meer Grote keverorchis (Listera ovata), Kruipend zenegroen (Ajuga reptans), Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana) en Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis). Oorspronkelijk lijkt zij vooral langs duinbeekjes te hebben gestaan, bijvoorbeeld in Aerdenhout, maar het kost veel moeite daar nog iets van terug te vinden. Tegenwoordig komt de Stengelloze sleutelbloem in de duinstreek in hoofdzaak als stinzenplant voor, evenals bijvoorbeeld langs de Utrechtse Vecht.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Stengelloze sleutelbloem is een overblijvende voorjaarsbloeier. De bloei start zeer vroeg in het voorjaar (februari tot april). In Vlaanderen is de soort voornamelijk teruggedrongen tot kleine landschapselementen zoals heggen, wegbermen, slootkanten en kleine bosfragmenten (ENDELS et al. 2002, JACQUEMYN et al. 2003). Ze staat vooral op vochtige, matig voedselrijke bodems. Vaak groeit ze samen met andere bosplanten, zoals bosanemoon, speenkruid en muskuskruid.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.