Moeraswespenorchis is een sterk vertakkende, kruipende plant. De paars tot gele bloemen worden bestoven door een breed publiek aan insecten van wespen en hommels tot vliegen, kevers en zelfs mieren. Deze plant komt voor in grote delen van Europa, West- en Midden-Azië en het Atlasgebied. Zij is wettelijk beschermd in Nederland. Haar habitat bestaat uit zonnige tot licht beschaduwde, vochtige plaatsen op basisch tot zwak zure, voedselmatige grond. Desondanks haar zeldzaamheid kan Moeraswespenorchis in grote aantallen en dichtheden optreden binnen haar groeiplaatsen.
Het verspreidingsgebied van moeraswespenorchis ligt in de gematigde streken van Europa en Azië en loopt oostwaarts tot Centraal-Siberië. In Europa ontbreekt de soort in het zuiden van het Iberisch Schiereiland en in het noorden van Scandinavië. In Wallonië is ze beperkt tot de Kalkstreek en vooral Lotharingen, elders is ze zeer zeldzaam of ontbreekt ze.
Moeraswespenorchis is zeer zeldzaam in Vlaanderen. Alhoewel regelmatig nieuwe groeiplaatsen ontdekt worden, gaat de soort toch gestaag achteruit. In de negentiende eeuw kwam ze nog over de hele lengte van de kust voor, terwijl ze op het einde van de twintigste eeuw nog slechts in vier duingebieden te vinden was. Ook in de Kempen is de achteruitgang duidelijk. Nieuwe populaties duiken vooral op in de grote havengebieden op opgespoten terreinen, waar hun toekomst erg onzeker is.
Moeraswespenorchis is een lage tot middelhoge plant, die in het midden van de zomer en soms opnieuw aan het begin van de herfst bloeit. Haar kruipende wortelstokken vertakken zich sterk, zodat zij groepsgewijs pleegt te groeien. Jonge scheuten zijn veelal paars aangelopen. De bladeren zijn grijsgroen en lancetvormig-eirond met een vaak wat golvende rand en een lange spitse top. De tamelijk armbloemige tros heeft overhangende bloemen en lijkt voor de bloei op een sleutelbosje. De bloemen vertonen een bijzonder fraaie kleurencombinatie en lijken in sommige details op die van Bosvogeltjes. De sepalen zijn paars aangelopen, de petalen hebben en paarse voet en dito aderen. De lip is ongeveer even lang als de sepalen en heeft een bootvormige, van binnen gele basis met opstaande, paars geaderde zijlobben. De brede top van de lip is wit tot roze en aan de rand gekroesd; in het centrum vertoont hij twee gele richels. Top en basis zijn slechts door een smal strookje onderling verbonden en scharnieren met elkaar. De bloemen worden bezocht door een gevarieerd insectenpubliek, dat van plek tot plek nogal verschilt. Bestuivingswaarnemingen in diverse West- en Middeneuropese landen betreffen wespen (vooral Eumenidae), honingbijen, hommels en andere bijen, zweefvliegen en andere vliegen, weekschildkevers (Cantharidae) en andere kevers, en zelfs mieren.
Moeraswespenorchis komt voor in Europa met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden, in West- en Midden-Azië en het Atlasgebied. In Nederland is zij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen op de Waddeneilanden, in de Noordhollandse duinen en in het Deltagebied. De vestigingen in het laatste gebied zijn deels van recente datum, en ook elders in het land treden af en toe nieuwe vestigingen op, maar over het geheel genomen is de plant toch wel sterk achteruitgegaan. In de zeekleigebieden van Groningen, Friesland, Holland en West-Brabant, op hoge zandgronden en in hoogveenstreken ontbreekt zij vrijwel. Zij is wettelijk beschermd.
Moeraswespenorchis groeit op zonnige tot licht beschaduwde, vochtige plaatsen op humushoudend tot venig, basisch tot zwak zuur, maar in elk geval basenrijk en niet te voedselrijk, weinig of niet bemest substraat. Haar groeiplaatsen drogen 's zomers niet sterk uit; anderzijds staan ze in de winter meestal niet lang onder water. Het weligst gedijt zij op plaatsen waar al wel een dunne humuslaag aanwezig is, maar waar de vegetatie nog min of meer een pionierkarakter heeft. Zij vestigt zich in jonge duinvalleien spoedig nadat deze zijn ontstaan (hetzij door afsnoering van strandvlakten, hetzij door uitstuiving of graafwerk). Vooral aan de voet van heel lage zandheuveltjes in vochtige omgeving zijn vaak groepen Moeraswespenorchis te vinden. De begroeiing van de valleien wordt veelal beheerst door Kruipwilg (Salix repens) en/of Knopbies (Schoenus nigricans). Verder wordt Moeraswespenorchis aan de kust dikwijls vergezeld door Parnassia (Parnassia palustris), Watermunt (Mentha aquatica), Gewone waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Fioringras (Agrostis stolonifera), Zomprus (Juncus articulatus), Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata), Echte stijve ogentroost (Euphrasia stricta), Geelhartje (Linum catharticum), Zeegroene zegge (Carex flacca), Vleeskleurige orchis en Groenknolorchis. Bij verdroging verdwijnt Moeraswespenorchis, bij verzuring en ontkalking tenslotte ook, maar zij kan het soms lang volhouden op vochtige plekken in duinheiden. Vermoedelijk gaat het dan om plekken waar de basenrijkdom min of meer op peil blijft dank zij grondwaterinvloed. Ook in sinds lang beweid terrein handhaaft zij zich soms, zoals hier en daar in valleitjes op vroongronden in de binnenduinen, al is haar vitaliteit hier niet groot. Nieuw terrein heeft Moeraswespenorchis verworven op voormalige zandplaten in afgedamde zeearmen in het Deltagebied en de Lauwersmeerpolder en op opgespoten zandvlakten, onder meer bij Amsterdam en langs het IJsselmeer. De begroeiing van deze terreinen lijkt op die in duinvalleien. Dit geldt ook voor enkele groeiplaatsen in Zeeuwse inlagen en op waarden aan de Friese IJsselmeerkust. Hier en daar in het westen van het land heeft Moeraswespenorchis zich weten te vestigen in vochtige bermen waar kalkrijk of lemig zand opgebracht was.
De groeiplaatsen van Moeraswespenorchis in het Middennederlandse rivierengebied zijn klein in aantal, maar de plant kan er in grote aantallen en dichtheden optreden. Zij groeit in vochtige delen van afgravingen in kalkrijke, zandige rivierafzettingen, in vegetaties waarin Kruipwilg en Gewoon puntmos een groot aandeel hebben. Dikwijls wordt zij in dergelijke terreinen vergezeld door Rietorchis, terwijl op enige plaatsen de zeldzame Bonte paardenstaart .(Equisetum variegatum) in gezelschap van Moeraswespenorchis optreedt. In de pleistocene streken is zij kenmerkend voor orchideeënrijk blauwgrasland. Dit komt voor in beekdalen en laagten in heidegebieden, op plaatsen waar basenrijk grondwater uittreedt; vergelijkbare begroeiingen zijn te vinden in leemkuilen en in moerasjes in de kwelzone van kanalen. Door ontwatering, verzuring en bemesting zijn dergelijke begroeiingen zeer zeldzaam geworden. Een enkele maal verschijnt zij in heidegebieden op plekken waar in het verleden kalkrijk materiaal is aangebracht, bijvoorbeeld ter verharding van paden of vliegveldjes, die vervolgens in onbruik zijn geraakt. In veengebieden is Moeraswespenorchis vanouds veel minder aangetroffen dan op minerale bodem. Op enkele plaatsen staat zij aan de rand van kraggen, op plaatsen waar deze aan terreinen met vastere bodem vastgegroeid zijn.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5).
Moeraswespenorchis groeit in grazige vegetaties op natte, duinpannen optreedt, komt ze optimaal tot ontwikkeling in voedselarme en kalkrijke bodems. In de duinen groeit de soort duinpannen met een ouderdom van 15-25 jaar (BOSSUYT 8. in natte duinpannen.Alhoewelze ook sporadisch in zeerionge HERMY 2003), |n het binnenland groeit moeraswespenorchis in kalkmoerassen. Soms wordt ze gevonden in zure venen waar enige kalkrijke kwel optreedt. Op natte opgespoten terreinen die een tiental jaren oud zijn, zoals in de Antwerpse haven en recenter ook in de Gentse kanaalzone, kan moeraswespenorchis grote populaties vormen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.