Watercrassula is een overblijvend, amfibisch plantje uit de vetplantfamilie (Crassulaceae). De soort heeft een op doorsnede ronde stengel met zittende, afwisselend tegenoverstaande, succulente, lancetvormige bladeren zonder duidelijke nervatuur. De bladeren zijn frisgroen, de stengels zijn bleker, groen tot wit-roze gekleurd. Bij droogte en hittestress lopen de stengels en bladeren van terrestrische planten vaak rood aan. De planten wortelen op de knopen met dunne draadvormige wortels die tot maximaal 20 cm diep in de grond doordringen; meestal is dat aanzienlijk minder diep. In de zomer en herfst dragen terrestrische planten en emergente delen van planten die in het water groeien, kleine witte bloemen in de bladoksels. De bloemen zijn kort gesteeld, met vier groene tot bleekgele kelkbladen en vier witte kroonbladen. Zaden worden gevormd en zijn minstens bij bepaalde populaties kiemkrachtig. Watercrassula is een wintergroene soort die morfologisch zeer variabel is en een aantal standplaatsafhankelijke groeivormen kent, maar doorgaans gemakkelijk te herkennen is aan de vlezige stengel met succulente, tegenoverstaande bladeren. Voor verschilpunten met andere soorten (sterrenkroos, vetmuur, etc.) verwijzen we naar de 'veldgids invasieve waterplanten'(opent nieuw venster) en de identificatiefiches van LIFE RIPARIAS(opent nieuw venster).
Nieuwe infectiehaarden dienen zo snel mogelijk te worden verwijderd. Voorzichtige handmatige verwijdering verdient de voorkeur omdat dan kan worden voorkomen dat fragmenten zich verspreiden. Mechanische verwijdering is eveneens mogelijk maar vergt extra aandacht voor de verbreiding van fragmenten. Eens de soort meer gevestigd is, is ze nog zeer moeilijk te verwijderen.
In deze brochure vind je een praktische leidraad voor de bestrijding en het beheer van deze probleemsoort.
We verwijzen naar de leidraad voor het beheer van Watercrassula in Vlaanderen (Scheers et al., 2020, zie verder).
Bestrijding van watercrassula is zeer moeilijk omdat kleine fragmenten gemakkelijk losbreken en voor nieuwe besmettingen kunnen zorgen. Verspreiding gebeurt via verschillende vectoren zoals watervogels, laarzen van bezoekers, gereedschap of via het water. Het is daarom essentieel onmiddellijk in te grijpen van zodra een nieuwe groeiplaats wordt vastgesteld.
Preventie van verdere verspreiding
Eens een locatie besmet is, dient te worden voorkomen dat de soort zich verder kan verspreiden naar nieuwe gebieden. Dit houdt in dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat mogelijke vectoren kunnen passeren (bezoekers, beheerders, watervogels, grazers, etc), bijvoorbeeld door deze gebieden uit te rasteren of af te sluiten. Indien er een verbinding bestaat met andere wateren dan kan een fijnmazige filter worden geplaatst die verspreiding via het water tegengaat.
Bestrijding
De bestrijding gebeurt momenteel vooral mechanisch (zowel machinaal als met de hand), door het verwijderen en afvoeren van de planten. Belangrijk daarbij is dat de volledige plant (ook de wortel) wordt weggenomen en er geen plantendelen achterblijven op de plaats van de ingreep. Deze fragmenten kunnen uitgroeien tot nieuwe planten. Watercrassula is ook een probleem in waterrijke habitats, zoals vennen, poelen en moerassen. De soort wordt daar meestal via een systeem van plaggen en nazorg, of afdekken bestreden. In geen geval mogen de resten gedumpt worden in openbare wateren of grachten. Regelmatige controle en nazorg is noodzakelijk om te voorkomen dat achtergebleven planten(delen) opnieuw kunnen uitgroeien.
In een kleine geïsoleerde poel kan men ervoor opteren deze volledig te dichten waarbij de planten op de oever eerst worden afgegraven. De poel kan daarna gevuld worden met dit afgegraven materiaal waarna ze afgedekt wordt met onbesmet substraat. Ook hier blijft nazorg en controle noodzakelijk.
Het natuurlijk verspreidingsareaal van watercrassula situeert zich in Oceanië, meer specifiek in het westen en zuidoosten van Australië en in Nieuw-Zeeland. Ze komt er voor in de gematigde klimaatzones, met name in gematigde klimaten zonder droog seizoen en met een warme of gematigde zomer (Köppen-Geiger klimaatclassificatie Cfa en Cfb; tevens de twee in België voorkomende klimaattypes). De soort is in 1956 in het zuidoosten van Groot-Brittannië in het wild aangetroffen. Sindsdien heeft de soort zich in Groot-Brittannië sterk uitgebreid, waarna de soort ook opdook op het West-Europees continent. Watercrassula is ondertussen al waargenomen in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk en Zweden. De soort is in het verleden ook gemeld van Italië, Portugal en Spanje, maar deze meldingen blijken incorrect of zeer twijfelachtig te zijn. Recent zijn van deze mediterrane landen geen vindplaatsen gekend. Ook de meldingen van watercrassula uit de Verenigde Staten blijken foutief. De meldingen uit Siberië betreffen hoogstwaarschijnlijk de nauw verwante, inheemse soort Crassula aquatica (L.) Schoenl., die evenwel niet voorkomt in de Benelux. De niet-inheemse verspreiding blijkt zich momenteel te beperken tot West-Europa.
Verspreiding van watercrassula (Crassula helmsii) anno 2019; groen: inheemse populaties, rood: locaties waar de soort uitheems is. In Amerika is watercrassula afwezig.
In België werd watercrassula voor het eerst aangetroffen in 1982 in het Meerdaalwoud. Sindsdien heeft ze het volledige grondgebied ten noorden van Samber en Maas gekoloniseerd. Het is momenteel een vrij algemene soort in Vlaanderen, maar ze blijft relatief zeldzaam in Wallonië. Belangrijke clusters van sites met watercrassula zijn er op de Antwerpse Linkeroever (Kallo tot Doel), in het Brugse Ommeland, de vallei van het Merkske (Hoogstraten), in de kleiputten van de Antwerpse Noorderkempen (Beerse en Rijkevorsel), het Vijvergebied Midden-Limburg (Zonhoven) en in De Brand (Maaseik).
Verspreiding van watercrassula (Crassula helmsii) in Vlaanderen anno 2019.
Oevers en ondiepe wateren, maar komt ook ondergedoken voor tot een diepte van meer dan 2m. De soort heeft een brede amplitude voor pH en watersamenstelling. Watercrassula kan vooral zeer dominant worden op oevers en in het water van zwak gebufferde wateren zoals poelen, vennen en waterhoudende laagtes in zandgebieden en seizoenaal droogvallende wateren. De soort werd ook reeds aangetroffen in licht zilte omstandigheden.
Watercrassula is ingevoerd als vijver- of aquariumplant en is van daaruit in het wild terechtgekomen. De soort neemt sterk toe, vooral in natuurgebieden. Deze invasieve exoot kan in ondiepe wateren en oevers dichte vegetaties vormen en daarbij de oorspronkelijke vegetatie verdringen. Het kan vooral zeer dominant worden op oevers en in het water van zwak gebufferde wateren zoals poelen, vennen en waterhoudende laagtes in zandgebieden (waaronder verschillende zeldzame, sterk bedreigde habitattypes). Vooral in tijdelijk droogvallende wateren. De soort kan vaak voor lange tijd latent aanwezig zijn in goed ontwikkelde vegetaties. Na verstoring (maaiwerken van de water/oeverplantenvegetatie, afgraven van toplaag voor natuurontwikkeling, plaggen) kan de soort verschijnen en zich uitbreiden zowel in de waterkolom als op de oever. De soort is bijzonder moeilijk te bestrijden, aangezien het kleinste fragment (stengels < 1 cm, zaden < 1 mm) een nieuwe populatie kan vormen. Watercrassula produceerd in Vlaanderen ook kiemkrachtig zaad. De levensduur van de zaadbank is momenteel nog niet gekend maar bedraagt minimaal 1 jaar. Terreinbeheerders blijken bijgevolg heel verschillend aan te kijken tegen de wenselijkheid en de haalbaarheid van (soms grootschalige) beheeringrepen. Bestrijding van grote populaties is zeer moeilijk zonder ernstige beschadiging van de habitats. Meer informatie over de motivatie voor bestrijding is te vinden in de 'Belgische risicoanalyse' (opent nieuw venster) voor de soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.