Zilte plassen hebben verschillende verschijningsvormen, maar ze hebben gemeen dat minstens er een verhoogde zoutconcentratie is, tenminste een deel van het vegetatieseizoen
Dit kunnen zowel zilte plassen, poelen, kreken als poldersloten zijn (maar geen smalle zilte greppels in weilanden). Deze wateren zijn soortenarm en worden gekenmerkt door planten die hogere zoutconcentraties kunnen verdragen zoals Zulte, kweldergrassen, Melkkruid, Zilt torkruid, Heen, Zilte schijnspurrie, Gerande schijnspurrie, Zilte rus, Zeerus, zeekraalsoorten, Zilte zegge, Moeras- en Schorrenzoutgras.
Waterplanten typisch voor deze rbb zijn: Zilte waterranonkel, Ruppia spp., Chara baltica en Chara canaescens.
Het biotooptype is niet in een bepaald vegetatietype te vatten, maar heeft uiteenlopende verschijningsvormen die verschillen in milieuomstandigheden, vegetatiesamenstelling, soortenaantal, enz. Dit maakt het vinden van overkoepelende, alom bruikbare, kenmerken niet eenvoudig. Omdat de eigenheid van het biotooptype hier centraal staat, zijn enkel vegetatiekenmerken in acht genomen en is afstand genomen van beheerdoelstellingen die het bevorderen of in stand houden van (levensvatbare populaties van) afzonderlijke soorten of specifieke soortengroepen omvatten. Dergelijke doelstellingen zullen doorgaans een meer toegespitste benadering vereisen en kunnen ook vereisen dat men niet enkel rbbah hierin betrekt. Ook werd voorbij gegaan aan bijzondere soorten die in de rbb kunnen optreden maar niet strikt van dezelfde omgevingsvoorwaarden afhankelijk zijn. Meestal zal fauna wel in meer of mindere mate ‘meeliften’ met een goede toestand in zoverre die uit de vegetatie af te leiden valt.
Hoewel ook zoet water in aanmerking kan komen als rbbah, is een voldoende verhoogde zoutconcentratie, zowel in het oppervlaktewater als in de wortelzone van de oeverbegroeiing, gedurende minstens een deel van het vegetatieseizoen de belangrijkste abiotische voorwaarde voor een duurzame goede toestand. Om de toestand van de rbb in zijn geheel te vatten moeten de soorten die dit kenmerkende zoute karakter – en daarmee het onderscheid met alle andere (habitat)typen – het best weerspiegelen, de zgn. kwaliteitsindicerende soorten, zowel in de water- als in de oevervegetatie in aantal als hoeveelheid in voldoende mate aanwezig zijn. Al is het scala aan plantensoorten in ± brak water beperkter, echte waterplanten (met inbegrip van kranswieren) hebben net als in zoete wateren in vrijwel alle rbbah een prominente rol. Bij een te geringe hoeveelheid functioneert de rbb niet optimaal en wordt het gevoeliger voor nutriëntenbelasting.
Daarom is een vrij hoge bedekking van ondergedoken waterplanten nodig ; de identiteit van de soorten is hierbij van minder belang . Op korte termijn zullen veranderingen in de ondergedoken vegetatie vooral bruikbaar zijn om ontwikkelingen in negatieve zin op het spoor te komen, bv. eutrofiëring. Herstel kan, behalve na zeer grondige ingrepen, veel moeizamer verlopen.
De kenmerkende soorten van rbbah zijn lichtbehoevend en groeien vooral op een minerale bodem. Ze worden gemakkelijk weggedrukt door de hoog en snel groeiende grasachtige soorten die in zowat elk voedselrijk moeras de bovenhand voeren. Meestal is gewoon riet hiervan de voornaamste, maar ook liesgras (vooral in zeer voedselrijke omstandigheden) en biezen (vooral bij wat hogere zoutgehalten) zijn te vinden in de gesloten verlandingsvegetaties die hiertoe leiden.
Door een te hoge bedekking van deze grote monocotylen te vermijden kan het rbbah-karakter beter tot uiting komen en langer bewaard blijven . Aan de rand opschietende bomen en struiken zullen, voor ze in de rbb zelf doordringen, hun invloed al laten gelden; hun overhangend bladerdek blijft best beperkt. De successie naar een ander vegetatietype zal sneller vorderen naarmate de plaatselijke omstandigheden zoeter, droger en voedselrijker worden. Polderwateren staan echter niet op zich en deze veranderingen worden dan ook vaak aangestuurd vanuit een omgeving met een heel ander en voor de rbb vaak belastend landgebruik. Het is essentieel dat de bepalende verbanden en invloeden goed onderkend worden en in het beheer worden betrokken.
Een toename van de meer algemene soorten die zout minder goed verdragen, de zgn. verzoetingsindicatoren , zal hierbij sneller reageren op een dalende saliniteit, dan het wegkwijnen van hun tegenpolen, de kwaliteitsindicerende soorten. Het is moeilijker dan in andere wateren om goede indicatoren voor eutrofiëring te vinden, omdat zoutinvloed de vegetatiesamenstelling in overheersende mate bepaalt. Een sterke ontwikkeling van draadalgen, waternetje en darmwier, waarbij al vlug tussen andere vegetatie, op de bodem of in het water ronddrijvende kluwens , zgn. ‘flab’, gevormd worden, of het begin van een kroosdek, lijken hiervoor de beste opties. Tot slot zijn ook nog enkele invasieve soorten op afstand te houden om biopollutie te vermijden.
Verzoeting is de primaire oorzaak voor het teloorgaan van het rbbah-karakter. Het succes van de kwaliteitsindicerende taxa geeft in bepaalde mate reeds aan of men zich hierover zorgen dient te maken, maar het signaal dat deze soorten geven kan meerdere vegetatiecycli achter hinken op de aanvang van dit proces. Hierdoor loopt de beheerder het risico om, zeker bij het ontbreken van adequate fysisch-chemische monitoring, te laat in te grijpen. Uitbreiding van algemeen voorkomende soorten met een hoge kolonisatiekans maar geringe zouttolerantie is hiervoor wellicht een betere indicator.
Ook overmatige nutriëntenbelasting is een algemeen probleem in de Vlaamse kustpolders en veel wateren vertonen hierdoor erg hoge fytoplanktonconcentraties. Betrouwbare taxonomische indicatoren voor (beginnende) eutrofiëring zijn in brakke wateren moeilijk te geven omdat saliniteit een sterk interfererende factor is en de nutriëntenachtergrond sowieso vrij hoog is.
Rbbah komt in Vlaanderen voor in de Molenkreek (Sint-Laureins), en in enkele zilte plasjes in de Uitkerkse polder en de Grote geul (Assenede).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.