Wilde cichorei is een middelhoge, bezemachtig vertakte en spaarzaam bebladerde, melksap bevattende, midzomerbloeier. De rozetbladeren doen denken aan Paardenbloemachtigen; langwerpig, bochtig speervormig gespleten, en aan de voet steelachtig versmald. De hoofdjes zitten in lange, zeer ijle schijnaren en bestaan uit weinig talrijke, schotelvormige, hemelsblauwe lintbloemen. Wilde cichorei is een typische weg- en dijkbegeleider.
Het oorspronkelijke areaal van wilde cichorei ligt vermoedelijk in het Middellandse-Zeegebied. Als oude cultuurplant is de soort echter reeds lange tijd in grote delen van Europa ingeburgerd. Het kernareaal omvat Noord-Afrika (Magreb) en het grootste deel van Europa: noordwaarts tot Zuid-Scandinavië, oostwaarts tot de Oeral en de Kaukasus. Verder oostwaarts is het areaal versnipperd, met uitlopers tot in Klein-Azië, Centraal- Azië en de westelijke Himalaya. De soort is ingeburgerd in het oosten van Noord-Amerika en, verspreid over de hele wereld, in een reeks andere gebieden met een gematigd klimaat.
Wilde cichorei is in Vlaanderen een vrij algemene, sterk voor- uitgaande soort. Ze is het talrijkst in de Leemstreek en langs de Grensmaas. In de Kempen is ze zeldzaam. De verspreiding in Vlaanderen wordt voor een deel bepaald door de plaatsen waar de soort op grote schaal als tuinbouwplant gekweekt werd of wordt. Vooral de verspreidingskern in de omgeving van Roeselare valt op. Twee variëteiten van Cichorum intybus worden of werden frequent als cultuurplant gekweekt. C. intybus var. sativus werd gekweekt als surrogaat voor koffie, vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog. C. intybus var. foliosum of witlof wordt ook nu nog frequent als groente gekweekt. Het is op gebied van groenten een van de belangrijkste exportproducten van België.
Wilde cichorei is een middelhoge tot hoge, bezemachtig vertakte en spaarzaam bebladerde, dofgroene, meestal ruw behaarde, melksap bevattende, overblijvende midzomerbloeier met een penwortel en taaie stengels. Van deze plant herinneren de rozetbladeren nog het meest aan andere Paardenbloemachtigen, bijvoorbeeld Gewoon biggenkruid. Ze zijn langwerpig, bochtig speervormig gespleten, en aan de voet steelachtig versmald. De stengelbladeren zijn lancetvormig, minder ingesneden, en zitten met afgeknotte tot zwak hartvormige voet. De hoofdjes zitten in lange, zeer ijle schijnaren en op vertakkingspunten. De plant begint ruim twee weken na de langste dag te bloeien; alleen ’s ochtends zijn de hoofdjes geopend. Ze zijn dan twee à drie centimeter in middenlijn. Het omwindsel bestaat uit een buitenkrans van vrij korte en brede, uitgespreide, eironde blaadjes en een binnenkrans van opgerichte, smalle, lancetvormige blaadjes. Gewoonlijk zijn de omwindselbladen beklierd. De betrekkelijk weinig talrijke lintbloemen zijn onderling even lang en staan schotelvormig uitgespreid. Ze zijn licht hemelsblauw zonder een zweem van paars, een bij inheemse planten zeer weinig voorkomende tint. In het centrum van het hoofdje bevinden zich slechts de meeldraadkokertjes met de stijlen, waardoor het beeld nogal afwijkt van dat van andere Composieten. De blauwe kleur verbleekt gemakkelijk doordat de kleurstof in water oplost; met zuur verkleurt zij roze (net als lakmoes). De kantige, bruine nootjes hebben als pappus een kroontje van schubben; het nootje is minstens achtmaal zo lang als het kroontje. Bij rijpheid worden de buitenste nootjes door de verharde voet van de binnenste omwindselbladen omvat.
Het stamland van Wilde cichorei moet gezocht worden in het Middellandse-Zeegebied, waar ook de meeste andere Cichorium-soorten voorkomen. Als oude cultuurplant is Cichorei een kosmopoliet van de (warm-)gematigde streken geworden. In Nederland is zij een vast bestanddeel van de flora langs de grote rivieren, vooral langs de Rijn en zijn zijtakken, waar zij vrij algemeen voorkomt. In Zuid-Limburg is zij plaatselijk standvastig op soortgelijke standplaatsen als langs de rivieren. Elders treedt zij in de regel voorbijgaand verwilderd op. Vermoedelijk wordt zij nogal eens verward met verwilderde Andijvie (zie hierna).
Wilde cichorei is een typische weg- en dijkbegeleider, wat al besloten ligt in haar naam, die zoveel als veldloper betekent (in het Duits: Wegwarte). Zij gedijt in het wild het best op rivierklei die door betreding of berijding ineengeperst en door de zon uitgedroogd is, kortom, op een substraat waar de meeste andere planten het laten afweten. In bouw is zij te vergelijken met IJzerhard (Verbena officinalis); beide planten hebben stengels, zo taai als metaaldraad en groen genoeg om een flink deel van de assimilatie voor hun rekening te nemen, zodat het schaarse loof zonder veel schade gemist kan worden. Een uit het spoor geraakte wagen of voetganger brengt zulke planten weinig letsel toe. Langs wegen vormt zij dikwijls een zoom tussen het plaveisel en de berm, samen met onder meer Gewone pastinaak (Pastinaca sativa). Op zonnige, beweide dijkhellingen kan zij, samen met andere voor het vee onverteerbare planten, haarden vormen. Hier zijn haar metgezellen bijvoorbeeld Speerdistel en Kattendoorn (Ononis repens subsp. spinosa), naast kruipende, taaie en tegen tred of overrijding bestand zijnde planten als Akkerwinde (Convolvulus arvensis) en Vijfvingerkruid (Potentilla reptans).
Bekender dan als lid van de wilde flora is Cichorei als cultuurplant. Hierbij gaat het om twee, in wezen nauwelijks van elkaar verschillende cultuurvormen: var. sativum (ter onderscheiding aan te duiden als koffiecichorei) en var. foliosum (witlo(o)f oftewel Brussels lof). Maar al lang voordat deze vormen waren ontwikkeld, was Cichorei een gebruiksplant. Hemelsblauwe, in de ochtend opengaande en omstreeks de middag zich alweer sluitende bloemhoofdjes spreken op uiteenlopende manieren tot de verbeelding. In de oudheid was de plant medicinaal in gebruik, voor oogkwalen, tegen vergiftigingen en als maagversterker. Bij de Germanen werd zij tot toverplant, waarmee iemand zich onaantastbaar kon maken; vervolgens werd zij in rooms-katholieke omgeving gekerstend tot symbool van Maria-ten-hemelopneming. Omstreeks de 17de eeuw kwam zij als thee- en koffieplant in zwang. Het trekken van 'koffie' uit de geroosterde wortel schijnt het eerst in Italië opgekomen te zijn. De echte koffie uit Coffea arabica, een Sterbladige, werd in Europa eveneens in de 17de eeuw geïntroduceerd. De koffieboon versloeg de cichoreiwortel, die de bescheiden rol van smaakversterker kreeg toebedeeld en tenslotte vrijwel geheel verdrongen werd. Alleen in tijden van oorlog kreeg Cichorei nog een kans, maar een grotere faam dan die van surrogaat heeft zij althans bij Nederlandse gebruikers niet meer verworven.
Als groente werd Cichorei, in de vorm van witlof, pas halverwege de 19de eeuw ontdekt. De teelt kwam op in de buurt van Brussel, en ook tegenwoordig nog is de Belgische provincie Brabant het voornaamste centrum van de verbouw; witlof is op het gebied van groente Belgiës belangrijkste exportproduct. De benaming Brussels lof is dus wel terecht. Witlof ontstaat op een soortgelijke manier uit Cichorei als molsla uit Paardenbloem, namelijk doordat de bladeren door bedekking met grond bleek blijven en vlezig worden.
Cichorei lijkt veel op haar verwant Andijvie (Cichorium endivia), althans op doorgeschoten bloeiende exemplaren daarvan. Voor het onderscheiden van beide moet op de volgende verschillen worden gelet. De stengeltop is bij Andijvie onder het bovenste hoofdje knotsvormig verdikt, bij Cichorei slechts weinig verbreed. De stengelbladeren van Andijvie zijn breed eirond, die van Cichorei lancetvormig. De bladonderkant is bij Andijvie kaal, bij Cichorei meestal borstelharig. Het omwindsel draagt bij Andijvie geen klierharen. De lichtblauwe bloemkleurstof lost bij Andijvie niet gemakkelijk in water op.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Wilde cichorei is een soort van grazige vegetaties op vochtige, matig voedselrijke bodems. De soort staat in Vlaanderen vooral in wegbermen. Op voedselarme, zure zandbodems ontbreekt ze.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.