Kruisbladwalstro is een middelhoge, sterk behaarde plant die in de tweede helft van de lente bloeit. De slappe stengels vinden steun in hoog gras of struiken en vormen naast bloeistengels ook veel niet-bloeiende stengels. De bladeren staan in kransen van vier en hebben drie nerven. De citroengele bloemen vormen lange, onderbroken bloeiwijzen, waarbij alleen de middelste bloemen vrucht zetten. Na de bloei hangen de dopvruchtjes omlaag. De plant groeit op matig droge tot vochtige, voedselrijke grond.
Het areaal van kruisbladwalstro strekt zich uit van Europa tot West-Azië. In Noord-Europa ontbreekt de soort. Het zwaartepunt van de verspreiding in België situeert zich in Wallonië, waar de soort overal zeer algemeen is behalve in de Ardennen.
In Vlaanderen komt kruisbladwalstro vooral voor in de Leem- streek en langs de Grensmaas. Buiten die streken zijn er slechts enkele geïsoleerde groeiplaatsen. Kruisbladwalstro is een vrij algemene soort in Vlaanderen, maar gaat wel sterk achteruit. Deze weinig concurrentiekrachtige plant heeft vermoedelijk zwaar te lijden onder de intensivering van het landgebruik en het verdwijnen van bermen en houtkanten.
Kruisbladwalstro is een middelhoge, sterk behaarde, overblijvende plant, die in de tweede helft van de lente bloeit. De lange, slappe, boven de basis gewoonlijk niet vertakte stengels vinden steun tussen hoog gras, ruigte of struweel. Naast bloeistengels vormt de plant talrijke niet-bloeiende stengels. De bladeren zijn ongeveer tweemaal zo lang als breed en tamelijk stomp, met drie duidelijke nerven; ze staan in kransen van vier. De bloemen staan in veelbloemige schijnkransen, die een veel geringere omvang hebben dan de bijbehorende bladkransen. Samen vormen ze een lange, onderbroken bloeiwijze, die een aanzienlijk deel van de hoogte van de plant in beslag nemen. Elke schijnkrans bestaat uit twee bijschermen, die op het onderste vertakkingspunt schutblaadjes dragen. De middelste bloem van zo'n bijscherm is tweeslachtig en zet vrucht; bij de overige komt de stamper meestal niet tot ontwikkeling. De bloemen hebben een citroengele kroon. Na de bloei buigen de bijschermen omlaag, zodat de dopvruchtjes hangen. Deze zijn kaal en al of niet rimpelig.
Kruisbladwalstro komt voor in Midden- en Zuid-Europa en aangrenzend West-Azië. In ons land, waar het zijn noordwestgrens bereikt, is het een typische rivierbegeleider. Langs de grote rivieren is het tamelijk algemeen, westwaarts tot in het zoutwatergetijdengebied; ook in Zuid-Limburg komt het plaatselijk vrij veel voor. Elders is het vrijwel alleen als adventiefplant aangetroffen.
Kruisbladwalstro is een plant van matig droge tot matig vochtige minerale grond, die van alle voedingsstoffen goed is voorzien. Meestal gaat het om jonge, weinig gerijpte bodems, die door rijkdom aan carbonaat een snelle humusomzetting vertonen. Het meest groeit de plant op zandige tot kleiige, maar niet te zware rivierafzettingen; verder op löss en krijtverweringsgrond. Vanuit de rivierdalen dringt Kruisbladwalstro plaatselijk door tot op de aangrenzende Pleistocene zandgronden. Het is betrekkelijk gevoelig voor uitdroging en groeit vaker in lichte schaduw dan in de volle zon, vooral langs heggen en ander struweel, verder aan de rand van hakhout, in ruigten langs beekoevers, op open, grazige plekken in kleibossen en in lichte, lianenrijke rivierduinbosjes. Op rivierdijkhellingen groeit het tussen langhalmige grassen zoals Glanshaver (Arrhenatherum elatius) of Kweek (Elymus repens), met name op dijken die met Populieren zijn beplant. Komt Kruisbladwalstro door het kappen van bosjes of heggen in het volle licht te staan, dan handhaaft het zich wel, maar de stengels bereiken een geringe hoogte. Planten waarmee het samen voorkomt, zijn merendeels 'ordinaire' bosrandbewoners zoals Kleefkruid, Grote brandnetel (Urtica dioica), Hondsdraf (Glechoma hederacea), Dagkoekoeksbloem (Silene dioica), met als heuvel- en rivierdalplanten soms Gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) en Groot warkruid (Cuscuta europaea); ook wel kieskeuriger zoomplanten zoals Heggenwikke (Vicia sepium) en Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Kruisbladwalstro is een soort van matig voedselrijke zomen op kalkhoudende, vochtige bodems. Meestal groeit ze eerder in halfschaduw dan in volle zon, langs heggen, in holle wegen en langs bosranden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.