De Duitse gentiaan is een lage, stevige, donker olijfgroene, tweejarige plant met vaak paarse tinten. Ze overwintert als rozet en bloeit laat in de zomer. De langwerpige bladeren hebben een spitse top, en de bloemen zijn vijftallig met een licht blauwpaar bloemkroon. De kelk heeft scherpe insnijdingen. Deze plant groeit op zonnige, matig droge krijthellingen en bloeit meestal in kortgehouden grasmatten.
Het areaal van Duitse gentiaan beperkt zich in hoofdzaak tot Midden-Europa, maar de soort komt ook voor in het noordoosten van Frankrijk en in een heel beperkt deel van Zuid-Engeland. In België komt ze voornamelijk voor in de Fagne en Famenne en op de mergelgronden in het noorden van Lotharingen.
Duitse gentiaan is reeds lange tijd verdwenen uit Vlaanderen. De laatste gedateerde waarneming van de soort gebeurde in de Voerstreek en gaat terug tot 1872. Ook van de omgeving van Kanne was de soort bekend. Ze is vermoedelijk verdwenen door het verdwijnen van het traditionele graasbeheer op de kalkhellingen, waarna vergrassing en verstruweling optrad. Op het naburige Waalse deel van de Sint-Pietersberg en in het Nederlandse Zuid-Limburg komt de soort wel nog voor.
De Duitse gentiaan of Krijtgentiaan is een lage maar betrekkelijk forse, donker olijfgroene, vaak paars aangelopen, vrij sterk vertakte, tweejarige plant, die als rozet overwintert en tegen het eind van de zomer bloeit. De bladeren zijn langwerpig-eirond met spitse top. Tijdens de bloei zijn de rozetbladeren gewoonlijk afgestorven. De meestal talrijke, vrij dicht opeenstaande bloemen zijn vijftallig. De kelk vertoont, anders dan bij Slanke gentiaan, scherpe insnijdingen tussen de tanden. De bloemkroon is licht blauwpaar. Het vruchtbeginsel, en later de doosvrucht, vertoont aan de voet een steelvormige versmalling (gynofoor).
Het areaal van de Duitse gentiaan is beperkt tot Midden-Europa en een klein gebied in Zuid-Engeland. In Nederland komt zij, afgezien van twee oude vondsten elders, alleen in Zuid-Limburg voor. Van de vroeger vrij talrijke vindplaatsen resteert nog een zestal, en in het westelijk deel van het krijtland is de plant geheel verdwenen.
Duitse gentiaan is een bewoner van zonnige, matig droge krijthellingen. Bloeiende exemplaren staan in de regel in een vrijwel gesloten grasmat, die door begrazing of door maaien kort wordt gehouden. Kiemplantjes vinden ook plaats op weinig begroeide plekken, en anderzijds eveneens in vrij hoge en dichte vegetatie. Maar in het eerste geval komen de planten veelal vroegtijdig om het leven door verdroging of erosie, en in het tweede geval kwijnen ze door lichtgebrek. In hooiland is de maaidatum van grote invloed. Valt deze in september op het hoogtepunt van de bloei dan komt van de vruchtzetting niet veel terecht. Afmaaien kort voor de bloei in augustus leidt daarentegen tot versterkte ontwikkeling van zijstengels. Bovendien gaan half-verkruimende plantjes die nu opeens in het volle licht staan, vaak alsnog tot bloei over. Duitse gentiaan wordt vergezeld door andere planten met een beperkte levensduur, die bij alle verschil in levenscyclus gemeen hebben dat ze in het voorjaar kiemen: de eenjarige Echte stijve ogentroost (Euphrasia stricta), het hier tweejarige Geelhartje (Linum catharticum), de meerjarige Driedistel (Carlina vulgaris) en het meerjarige of overblijvende Duifkruid (Scabiosa columbaria). De voornaamste twee groeiplaatsen van Duitse gentiaan herbergen tevens Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea) en Bijenorchis (Ophrys apifera) - naast een groot aantal andere, meer of minder zeldzame kalkgraslandplanten.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Duitse gentiaan is een typische soort van schrale, begraasde graslanden op zuidwaarts gerichte krijthellingen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.