Grote muggenorchis is een zomerbloeier met een dichte, cilindervormige aar die rozerode bloemetjes bevat. De plant zelf is ook vaak paars aangelopen. Aan de hand van een zoete, kruidachtige geur worden bestuivers zoals uiltjes en pijlstaartvlinders aangetrokken. Grote muggenorchis komt voor in koude tot gematigde streken van Eurazië op basenrijke, humeuze gronden. Haar standplaats bestaat uit veel licht en een droge tot drassige bodem.
De Euraziatische grote muggenorchis komt in hoofdzaak voor in boreale en gematigde streken. De soort is zeldzamer in de mediterrane regio. Oostelijk strekt haar areaal zich uit tot Japan. Vooral in bergstreken is het een van de algemeenste orchideeensoorten op kalkrijke substraten. In Wallonië is ze vrij zeldzaam in alle fytogeografische districten, behalve in de Ardennen.
De voorkeur van grote muggenorchis voor kalk wordt bevestigd door de Vlaamse vindplaatsen: het merendeel van de (verdwenen) vondsten uit de eerste karteerronde situeerde zich in de omgeving van Brussel en Leuven, waar de leem kalkrijk is en waar in de valleien basische kwel wordt opstuwd. Ook in de Duinen ter hoogte van de Panne en Oostduinkerke is de soort toen gevonden. Drooglegging van kalkmoerassen heeft gezorgd voor het verdwijnen van heel wat vindplaatsen. Lokaal kan grondwateronttrekking een rol gespeeld hebben. Anderzijds dook de soort in de periode 1939-1972 op op een aantal plaatsen die nieuw zijn ten opzichte van de historische gegevens. Dat zou een gevolg kunnen zijn van een betere prospectie. De vondst in het Turnhoutse tijdens de eerste karteerperiode lijkt atypisch, maar wordt gestaafd door een herbariumexemplaar. Tegenwoordig is grote muggenorchis in Vlaanderen uiterst zeldzaam. Na 1972 beperken de waarnemingen zich tot een tweetal locaties, waarbij de vindplaats te Kampenhout nog bijzonder rijk is. Op de vindplaats in de omgeving van Kortrijk is de soort mogelijk opzettelijk geïntroduceerd aangezien er in de omgeving ook andere soorten zijn geïntroduceerd.
Grote muggenorchis is een lage tot middelhoge, vaak paars aangelopen plant, die in de eerste helft van de zomer bloeit. Vegetatief komt zij in hoofdzaak met de Handekenskruiden overeen. De bladeren zijn echter lijnlancetvormig en gootvormig tot gekield; ze zijn vrij donker groen en staan dikwijls in twee rijen. De veelbloemige aar is min of meer cilindervormig en vaak dicht. De schutbladen zijn ongeveer even lang als het vruchtbeginsel. De tamelijk kleine bloemen zijn egaal rozerood tot lilaroze, alleen aan de voet van de lip lichter. Ze verspreiden een sterke, gekruid-zoete geur. De omhoogwijzende sepaal en de petalen vormen een helm; de smalle, aan de rand iets naar achter omgerolde zijdelingse sepalen staan wijd uitgespreid, vaak iets schuin omlaag. De lip is ongeveer even breed als lang en heeft drie afgeronde lobben. Aan de basis draagt zij een dunne, omlaag gekromde spoor, die tot tweemaal zo lang als het vruchtbeginsel is. De twee stuifmeelklompjes hebben elk een hechtschijfje. Een beursje ontbreekt (Gymnadenia komt in dit opzicht overeen met Herminium en Platanthera, en verschilt van de hierna beschreven geslachten Dactylorhiza tot en met Ophrys). Als bestuivers zijn uiltjes en pijlstaartvlinders waargenomen.
Grote muggenorchis komt voor in de gematigde en koudere streken van Eurazië. Zij is de meest wijd verspreide soort van een geslacht van tien soorten, waarvan acht tot Azië beperkt zijn en een tot Europa. In grote delen van Europa behoort Grote muggenorchis tot de relatief gewone Orchideeën, maar in Nederland is zij vanouds zeldzaam, al wordt zij al aan het begin van de 17de eeuw voor de Hollandse duinen vermeld. Groeiplaatsen waar zij bestendig aanwezig is, zijn thans vrijwel beperkt tot Zuid-Limburg en de Waddeneilanden. In de duinen van het Deltagebied en het Hollandse vasteland is zij vrijwel of geheel verdwenen, evenals in de pleistocene streken en het grensgebied van Holland en Utrecht; sporadisch komt zij nog in de Gelderse Vallei voor. De plant is wettelijk beschermd.
Grote muggenorchis is een voorbeeld van een zeldzame plant die op uiteenlopende standplaatsen in onderling nogal verschillende vegetatietypen groeit. Steeds groeit zij op basenrijke, min of meer humeuze grond, gewoonlijk in het volle licht; soms houdt zij stand in lichte schaduw. De bodem kan drassig tot vrij droog en zwak zuur tot basisch zijn. Op zand- en veengrond is zij afhankelijk van duurzame toevoer van basenrijk (calcium- en/of ijzerrijk) grondwater; op krijtverweringsbodem staat zij ver boven grondwaterbereik. De groeiplaatsen op Zuid-Limburgse krijthellingen zijn niet talrijk, maar op één plek treedt zij zo massaal op dat de helling er aan het begin van de zomer helemaal roze van ziet. Verder breidt zij zich de laatste jaren uit in enkele vrij jonge kalkgraslanden op voormalig akkerland. Zij is bij ons een van de weinige Orchideeën die zich in het eigenlijke kalkgrasland optimaal thuis voelt; de meeste andere soorten staan in Zuid-Limburg voornamelijk in overgangen van kalkgrasland naar struweel, naar kalkarmer schraalland of naar licht bemest grasland. In het binnenland kwam Grote muggenorchis voor in orchideeënrijke blauwgraslanden in beekdalen, op lemig zand en op kleihoudend veen, bij Winterswijk op schelpkalk. Als een van de eerste soorten verdwijnt zij bij ontwatering van blauwgraslanden, zodat het twijfelachtig is of zij nu nog ergens in Nederland in deze biotoop voorkomt. Een enkele maal verscheen zij in bermen en op industrieterreinen. In de Zuid-Limburgse mijnstreek handhaaft zij zich, mee dank zij maaibeheer, al een aantal jaren op een voormalig fabrieksterrein en in nabijgelegen bermen.
In de duinen treedt Grote muggenorchis hoofdzakelijk op in een lage, dichtbloemige, laatbloeiende vorm. Zij groeit hier in vochtige, ontzilte, humusrijke duinvalleien, waar de basenrijkdom op peil blijft door instuiving van kalkhoudend zand of door kwel van calciumrijk grondwater. In door Knopbies (Schoenus nigricans) en/of Kruipwilg (Salix repens) beheerste vegetaties verschijnt zij pas in een relatief laat stadium van de vegetatieontwikkeling. Zij is aanzienlijk zeldzamer dan bijvoorbeeld Parnassia (Parnassia palustris), Vleeskleurige orchis en Moeraswespenorchis, die zich in een eerder stadium in dergelijke begroeiingen plegen te vestigen, maar gewoonlijk nog volop aanwezig zijn als Grote muggenorchis optreedt. Dikwijls verschijnt zij in gezelschap van Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia). Ook Kraaihei (Empetrum nigrum) kan in dergelijke begroeiingen een zeker aandeel hebben, al betekent haar optreden wel dat de ontkalking een voor Grote muggenorchis kritische grens nadert.
Planten waarmee Grote muggenorchis zowel op krijthellingen als in blauwgraslanden en duinvalleien samen voorkomt, zijn onder meer Zeegroene zegge (Carex flacca), Geelhartje (Linum catharticum), Echte stijve ogentroost (Euphrasia stricta), Bevertjes (Briza media), Rode klaver (Trifolium pratense) en Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata). Orchideeënrijke blauwgraslanden hebben een aantal soorten gemeen met vochtige duinvalleien; de rijkste blauwgraslanden, waarin Grote muggenorchis optrad, herbergden ook soorten als Parnassia, Rond wintergroen en Moeraswespenorchis.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Grote muggenorchis is een typische kalkminnende soort die groeit op droge, grazige kalkhellingen, in jonge duinvalleien en schraalgraslanden en op lichtrijke plaatsen in bossen. Ook op basenrijke bodems in beekdalen en kalkmoerassen wordt de soort gevonden. Op die plaatsen overheerst dikwijls de dichtbloemige vorm.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.