Zeegroene rus is een middelhoge tot hoge, opvallend blauwgroene, in zeer dichte pollen groeiende zomerbloeier met een korte, gedrongen wortelstok. De stugge, sterk geribde stengels bevatten onderbroken merg, maar zijn toch niet gemakkelijk samen te knijpen. Zeegroene rus komt voor in Europa, noordwaarts tot Zuid-Schotland en Zuid-Zweden, in Zuidwest- en Midden-Azië, het Atlasgebied en enige eilanden in de Atlantische Oceaan. Deze Rus behoort tot de zuurmijdende en basenminnende russen en verschilt in dit opzicht opvallend van zijn verwanten Pitrus en Biezenknoppen.
Zeegroene rus is een soort met een ruime verspreiding in Europa (behalve in Noord-Europa, waar ze ontbreekt) en van Noord-Afrika en Azië. In België ontbreekt ze voornamelijk in regio’s met een overwegend zure bodem, vooral in de Kempen, de Ardennen en in delen van Binnen-Vlaanderen.
In Vlaanderen is zeegroene rus algemeen. De verspreiding is er redelijk complementair met die van biezenknoppen: zeegroene rus is vooral dominant in de Polders, Duinen en Leemstreek, terwijl in de Kempen en Vlaamse Zandstreek biezenknoppen meer op de voorgrond treedt. Zeegroene rus komt vaak voor in de alluvia van rivieren. Er zijn geen opvallende veranderingen in de verspreiding van de soort tussen de beide karteerperiodes.
Zeegroene rus is een middelhoge tot hoge, opvallend blauwgroene, in zeer dichte pollen groeiende zomerbloeier met een korte, gedrongen wortelstok. De stugge, sterk geribde stengels bevatten onderbroken merg, maar zijn toch niet gemakkelijk samen te knijpen. Aan de voet worden ze omhuld door sterk glanzende, diep bruin- tot purperrode scheden zonder bladschijf. De bloeiwijze lijkt zijdelings uit te treden, doorgaans boven het midden van de halm. Zij is los en rijkbloemig, met rechtop of schuin omhoog staande takken. De vruchten zijn chocoladebruin tot bruinzwart, donkerder dan die van Pitrus of Biezenknoppen, en hebben een afgeronde (niet ingedeukte) top.
Zeegroene rus komt voor in Europa, noordwaarts tot Zuid-Schotland en Zuid-Zweden, in Zuidwest- en Midden-Azië, het Atlasgebied en enige eilanden in de Atlantische Oceaan, voorts hier en daar in de tropen: op Sri Lanka en Java en in Zuidoost-Afrika; in Nieuw-Zeeland en oostelijk Noord-Amerika is hij ingevoerd. In Nederland is hij algemeen in het Deltagebied, vrij algemeen in Zuid-Limburg, langs de grote rivieren en in kleigebieden van Holland en Utrecht. In kleistreken van noordelijk Noord-Holland en Groningen en op Texel is hij veel zeldzamer. Daarentegen groeit hij vrij veel in Noordwest-Friesland, waar hij waarschijnlijk is ingevoerd bij de drooglegging van Het Bildt (een deel van de vroegere Friese Middelzee) in de 16de eeuw door polderwerkers uit het Zuid-Hollandse en Noord-Brabantse rivierengebied. In de pleistocene streken komt hij sporadisch voor op leemgronden.
Zeegroene rus behoort tot de zuurmijdende en basenminnende Russen en verschilt in dit opzicht opvallend van zijn verwanten Pitrus en Biezenknoppen. Een overeenkomst met deze soorten is zijn tolerantie voor zuurstofarmoede in de grond door blijvend of tijdelijk hoge waterstanden. Zeegroene rus groeit vooral op klei, verder op krijtverweringsgrond, kalkhoudende leem en kalkrijk duinzand (vaak met kleilaagjes in de ondergrond). Door de kalk wordt fosfaat in een vrijwel onoplosbare vorm gebracht, zodat de beschikbaarheid van deze voedingsstof evenmin hoog is als op de groeiplaatsen van andere Russen in zuurder milieu. Wel is de grond meestal stikstofrijk. Zeegroene rus staat aan waterkanten, in natte weilanden en op afgegraven terreinen. In kleistreken is hij een gewone verschijning aan slootkanten en langs drinkpoelen en kreken, ook in brak gebied. In Zuid-Limburg komt hij langs beken en poeltjes voor. Zijn optreden in weiland is een aanwijzing dat de bodem in feite te drassig is voor beweiding. Vaak ook staat hij optimaal op de grens van weide en oeverbegroeiing. Talrijk is hij dikwijls in kleigroeven, en ook bijvoorbeeld op natte leem op de bodem van kalk- en leemgroeven in Zuid-Limburg en schelpkalkgroeven bij Winterswijk. Hij kan standhouden in halfschaduw van Wilgenstruweel dat zich in zulke afgravingen vestigt. In de kalkrijke duinen staat hij aan de rand van strandvlakten die alleen bij winterse stormvloeden door zeewater bereikt worden en waar uit het duin zoet water toevloeit, en in natte duinvalleien (die vaak voormalige strandvlakten zijn). In zouttolerantie is hij te vergelijken met Zomprus en Paddenrus; hij verdraagt minder zout dan Zeerus en aanzienlijk minder dan Zilte rus. Onder de grassen vertonen de horstvormers Rietzwenkgras (Festuca arundinacea) en Ruwe smele (Deschampsia cespitosa) oecologische overeenkomsten met Zeegroene rus. Andere planten waarmee hij samen voorkomt, zijn Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica) en de bodembedekkers Fioringras (Agrostis stolonifera), Penningkruid (Lysimachia nummularia), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens), Vijfvingerkruid (Potentilla reptans) en Gewone brunel (Prunella vulgaris).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Zeegroene rus verkiest vooral zwaardere (klei, leem), kalkrijke, minerale gronden en verdraagt enige ziltheid. De soort groeit in allerlei overgangszones tussen water en land, zoals de oevers van sloten en poelen, waterkanten, begraasde of gemaaide grazige terreinen met periodieke wateroverlast (maar de soort verdwijnt bij te intensieve begrazing), bermen van rivieren, wegkanten en duinpannen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.