Fosfaatvlieder

Sommige planten zijn fosfaatvlieders. Deze soorten zijn overgevoelig aan fosfaten en hebben zich aangepast aan lage fosfaatgehalten in de bodem. Ze komen daarom niet voor op bodems waarop gemest is. Voorbeelden zijn veel orchideeën, wasplaten, berghertshooi, kleine ratelaar, gewone vleugeltjesbloem en vele andere. Volgens sommoge botanisten meer dan 300 plantensoorten.

Impact van bekalking na plaggen op de bodemkenmerken en vegetatie: een pilootstudie in heide en heischrale graslanden.

De resultaten van de verkennende studie wezen initieel op voornamelijk positieve effecten van het bekalken van heide. De bekalkte proefvlakjes vertoonden immers een hogere pH dan de niet-bekalkte plots.

Populatie-translocatie

het verplaatsen van een gehele populatie (of een zo hoog mogelijk aantal individuen) naar nieuw leefgebied dat betere kansen biedt op duurzaam voortbestaan van de betreffende populatie. Zo kan een poel met veel amfibieën en die moet wijken voor een woonwijk, worden leeggevist en de dieren verplaatst naar een ander gschikt habitat. Vergeet daarbij niet dat een geschikt habitat wellicht ook al een gezonde populatie herbergt.

Inoculatie

Dit is het eenmaal of meermaals inbrengen van organismen van meerdere soorten teneinde een nieuwe gemeenschap van doelsoorten of van faciliterende soorten (bv. symbionten) te stichten. Gebeurt vaak via opbrengen van bodemmateriaal (bij ongewervelden, schimmels, zaadbanken), of van maaisel uit een gebied met een gewenste soortensamenstelling. Zo kan je een qua abiotiek grasland dat te geïsoleerd ligt voorzien van de benodigde soorten door het uitstrooien van maaisel van een goed grasland uit de buurt. Zo vermijd je dat je enkel de makkelijke of topsoorten verplaatst.

Geassisteerde kolonisatie

Dit is het opzettelijk uitzetten van een organisme buiten het oorspronkelijke areaal van die soort. Doorgaans wordt deze term gebruikt om populaties van soorten die door ‘global change’ bedreigd zijn elders kansen te geven.

Geassisteerde herkolonisatie

Dit is het opzettelijk verplaatsen van een organisme binnen het oorspronkelijk areaal tussen bestaande leefgebieden, teneinde herbevolking van een (recent) verlaten leefgebied mogelijk te maken binnen een metapopulatie die nog niet is verdwenen. Het doel hiervan is om bestaande metapopulaties te bestendigen die door verlies en versnippering van leefgebied en te hoge extinctiesnelheid van deelpopulaties hebben, relatief tot de natuurlijke kolonisatiesnelheid vanuit de resterende deelpopulaties.

Ecologische vervanging

Dit is het inbrengen van een gebiedsvreemde of ecosysteemvreemde soort die een verdwenen soort (doorgaans met een ecologische sleutelrol) functioneel vervangt in de soortengemeenschap, daar waar het niet mogelijk is om de verdwenen soort te herintroduceren. Dat kan bijvoorbeeld met grote grazers die soorten als de uitgestorven Oeros of het wilde paard moeten vervangen.

Biomanipulatie

Het introduceren van één of meerdere soorten met een (al dan niet tijdelijke) ecologische sleutelrol voor de beoogde ecosysteemdoelstelling. De begunstigde van de maatregel is de ontvangende gemeenschap. Een voorbeeld is de bever die moerassen creëert door middel van dammen of de zwarte populier die oevers verstevigt van rivierecosystemen.

Bijplaatsing

Het opzettelijk uitzetten van een organisme in een bestaande populatie van dezelfde soort. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren om de genetische variatie te vergroten.