Concurrentie

Organismen hebben hulpbronnen (water, licht, voedingstoffen,...) nodig om te kunnen groeien en te reproduceren. Vele van deze hulpbronnen zijn uitputbaar en er ontstaat een competitie tussen organismen voor deze hulpbronnen. Welke soorten de competie winnen hangt af van de omstandigheden. In de slikken en schorre bijvoorbeeld is er zout water. Er zijn niet veel planten die tegen zout water kunnen de competitie voor licht is hier dus niet zo groot want er groeien geen bomen of stuiken. In een bos daarentegen is er wel veel competitie voor licht.

S-IHD

Specifieke InstandHoudingsDoelstellingen. Voor meer uitleg zie Natura 2000.

Europese natuurdoelen of IHD

De Europese natuurdoelen zijn de doelstellingen om de habitats en soorten van het Natura 2000 netwerk in goede staat te krijgen. Vroeger werden deze de InstandHoudingsDoelstellingen genoemd of afkort de IHD. Er zijn Europese natuurdoelen afgesproken op Vlaams niveau. Deze werden vroeger de Gewestelijke InstandHoudingsDoelstellingen genoemd of afgekort G-IHD.  Er zijn ook Europese doelen per speciale beschermingszone (SBZ) afgesproken. Deze werden vroeger de SpecifiekeInstandhoudingsDoelstellingen genoemd afgekort S-IHD. Deze specieke doelstellingen kan je terugvinden in de managementplannen op de website van Natura 2000(opent nieuw venster).

G-IHD

Gewestelijke InstandHoudingsDoelstellingen. Voor meer uitleg zie Natura 2000.

SBZ-V

Speciale BeschermingsZone van de Vogelrichtlijn. Deze gebieden maak deel uit van het Natura 2000 netwerk. Voor meer uitleg zie Natura 2000.

Natura 2000

Natura 2000 staat voor een Europees netwerk van beschermde gebieden. Het netwerk is de hoeksteen van het Europese natuurbeleid. Door middel van Natura 2000 wil Europa de biodiversiteit in haar lidstaten behouden en beschermen. Alle gebieden die aangeduid zijn in kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn behoren tot het Natura 2000 netwerk.

Verbreiding

Verbreiding en verspreiding zijn vaak termen die voor hetzelfde gebruikt worden. Hier zien we verbreiding als de manier om van één locatie naar een andere te gaan. Bij planten zijn het stuifmeel, sporen of zaden die zich verplaatsen. Verplaatsing van stuifmeel noemen we gamie en verplaatsing van zaden chorie. Entomogamie houdt bijvoorbeeld de verspreiding in van stuifmeel naar de vrouwelijke delen (de stamper) op dezelfde of een andere plant van dezelfde soort. Gamie is dus een wijze van bestuiving. Chorie daarentegen gaat echt over de verspreiding van de zaden of vruchten en draagt dus bij tot de verspreiding van plantensoorten. Bij dieren zijn het de dieren meestal zelf, maar het kunnen ook de eitjes zijn die zich verplaatsen.

geografische verspreiding

De geogroafische verspreiding van een soort is het gebied waar een soort voorkomt. Het hele gebied waar een soort kan voorkomen noemen we het areaal. In het areaal zijn er wel zones waar de soort niet voorkomt omdat daar geen geschikt habitat is voor de soort. Om de verspreiding van een soort in Vlaanderen te kennen kan je best kijken in de atlassen. Er zijn van verschillende soortgroepen reeds atlassen beschikbaar de meest gekende zijn de vogelatlas, flora-atlas en vlinderatlas. Maar er zijn er ook van zoogdieren, sprinkhanen, libellen enz...

Zeldzaamheid

Zeldzaamheid is meestal gebonden aan één soort binnen een bepaald geografische gebied. Het boswitje (een dagvlinder) is zeldzaam in Vlaanderen. De dagpauwoog een andere dagvlinder is niet zeldzaam en dus algemener. In Wallonië is het boswitje wat minder zeldzaam dan bij ons maar nog steeds niet algemeen. Een soort kan dus zeldzaam zijn in Vlaanderen maar is dat daarom nog niet in België of Europa, bijvoorbeeld de das.

Zeldzaamheid kan ook slaan op een criterium om de waarde van ecosystemen in te schatten, naast natuurlijkheid, vervangbaarheid en kwetsbaarheid.

Voedselrijkdom

De hoeveelheid voedingstoffen in de bodem is een belangrijke abiotische factor. De belangrijkste voedingstoffen voor planten zijn stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K). Wanneer een bodem veel stikstof en fosfaat bevat is hij voedselrijk of eutroof. Plantensoorten van eutrofe bodem zijn vb. grote brandnetel en liesgras. Zijn er weinig voedingstoffen dan noemen we dit oligotroof. Zonnedauw is een typische soort van voedselarme of oligotrofe bodems.