Even afwachten is in sommige situaties zinvoller dan dadelijk aan de slag te gaan. Bijvoorbeeld het beheer van jonge bossen. Eenmaal de kruidvegetatie en ongewenste soorten geen concurrentie meer betekenen, kan een jong bos heel goed zijn plan trekken.

Geïntegreerd bosbeheer wil natuur, recreatie en houtproductie met elkaar verzoenen. Door de beperkte bosoppervlakte in onze streken, is het immers zeer moeilijk om een bos slechts voor één bepaald doel te reserveren. De beheersmaatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op natuurlijke processen en willen de verschillende functies van het bos integraal verbeteren. In een dergelijk bos vind je veel inheemse boomsoorten, kwaliteitsstammen maar ook dode bomen, en een gevarieerde structuur.

Functieverweving in de context van natuurbeleid, wil in de beperkte groene ruimte verschillende functies met elkaar verzoenen. In gebieden waar aan landbouw wordt gedaan, gaan recreanten op zoek naar ontspanning en natuurbeleving en dat alles moet met aandacht en zorg voor de natuur gebeuren. Elke sector houdt rekening met de verwachtingen en doelstellingen van de andere sectoren en past de eigen doelstelling aan indien nodig.

Het fenotype is de uiterlijke verschijningsvorm van een genetisch kenmerk.

Een elaiosoom, of 'mierenbroodje', is een aanhangsel van zaden dat mieren aantrekt. Die gebruiken het aanhangsel als voedsel en verspreiden intussen het zaadje. De verspreiding van zaden door mieren wordt 'myrmecochorie' genoemd. Dat is een bijzondere vorm van zoöchorie. Bosanemoon is een soort die mierenbroodjes aanmaakt.

Een endotherm proces is er een waarbij meer energie moet toegevoegd worden dan er vrij komt.

Planten of dieren zijn endemisch wanneer ze een zeer beperkt natuurlijk versrpeidingsgebied hebben, meestal als gevolg van ruimtelijk isolatie (vb.: eiland, gebergte, ...)

De criteria duurzaam bosbeheer vormden een leidraad voor verantwoord bosbeheer in Vlaanderen. Sinds 28 oktober 2017 zijn deze vervangen door de criteria geïntegreerd natuurbeheer.

Met bosontwikkeling wordt de evolutie van een jong bosbestand tot een oud bos bedoeld. Vooral de stamtalvermindering en de groei van de bomen zijn daarbij cruciaal. In het begin groeien jonge bomen vooral in de hoogte en concurreren ze voor ruimte. Als het stamtal afneemt, mindert de hoogtegroei en vindt vooral diktegroei plaats. Tijdens de bosontwikkeling worden verschillende fasen onderscheiden: de bezettingsfase, de jongwasfase, de dichtwas-, de staakhout- en de boomhoutfase.

Bosgebied is natuurgebied waarvan de vegetatie gedomineerd wordt door boomsoorten. In de planologische betekenis worden daarmee gebieden aangeduid waar bos domineert of ontwikkeld dient te worden.