Een ven kan ontstaan op een plaats waar water op een ondoordringbare laag stuit. Zo'n ven staat niet in verbinding met het grondwater, maar wordt enkel door neerslag gevoed, waardoor het waterpeil nogal kan schommelen. Vennen komen ook voor op plaatsen waar het grondwater boven het maaiveld uitkomt. Het water is doorgaans voedselarm en matig zuur. We vinden ze vooral in het heide- en veengebieden, bijvoorbeeld op plaatsen waar water zich verzamelt in putten die het resultaat zijn van vroegere veenwinning of waar zoveel zand is weggestoven dat de grondwatertafel is bereikt. Dat betekent wel dat ze in tijden van extreme droogte langdurig kunnen droogvallen. Door het veranderende klimaat kunnen deze perioden steeds vaker gaan voorkomen. Naast droogte is ook stikstofdepositie een bedreiging voor de vennen. Verzuring en vermesting tasten de biodiversiteit in de vennen en de gezondheid van de bodems aan.
Vanwege het bijzondere leefmilieu zijn vennen enorm belangrijk voor de biodiversiteit. In en rondom vennen komen specifieke soorten voor die nergens anders worden aangetroffen, zoals oeverkruid en speerwaterjuffer.