Vloedbos

Wilgenvloedbossen zijn rivierbegeleidende bosplantengemeenschappen die groeien onder invloed van de sterke dynamiek van het voedselrijke rivierwater dat deze plaatsen overstroomt (één of twee maal per jaar tot één of twee maal per dag). Men noemt ze ook wel zachthoutooibossen. De kracht van het stromende water kan zodanig zijn dat zich geen echt bos maar enkel nog struweel kan ontwikkelen.

Vennen

Een ven kan ontstaan op een plaats waar water op een ondoordringbare laag stuit. Zo'n ven staat niet in verbinding met het grondwater, maar wordt enkel door neerslag gevoed, waardoor het waterpeil nogal kan schommelen. Vennen komen ook voor op plaatsen waar het grondwater boven het maaiveld uitkomt. Het water is doorgaans voedselarm en matig zuur. We vinden ze vooral in het heide- en veengebieden, bijvoorbeeld op plaatsen waar water zich verzamelt in putten die het resultaat zijn van vroegere veenwinning of waar zoveel zand is weggestoven dat de grondwatertafel is bereikt. Dat betekent wel dat ze in tijden van extreme droogte langdurig kunnen droogvallen. Door het veranderende klimaat kunnen deze perioden steeds vaker gaan voorkomen. Naast droogte is ook stikstofdepositie een bedreiging voor de vennen. Verzuring en vermesting tasten de biodiversiteit in de vennen en de gezondheid van de bodems aan.

Vanwege het bijzondere leefmilieu zijn vennen enorm belangrijk voor de biodiversiteit. In en rondom vennen komen specifieke soorten voor die nergens anders worden aangetroffen, zoals oeverkruid en speerwaterjuffer.

Zilt grasland

Zilte graslanden worden vooral aangetroffen in de kuststreek op plaatsen waar zoute kwel aanwezig is of waar oude zoute kreken recent van de zee werden afgesloten. In tegenstelling tot slikken en schorren ondervinden ze geen invloed van de getijdenwerking. Door het hoge zoutgehalte kunnen bomen zich er niet vestigen en bestaat de climaxvegetatie uit kruiden. Lamsoor, zeekraal, zeeaster, zeeweegbree, schorrenzoutgras en zilte rus komen er voor.

Graft

Graften zijn een soort terrassen die de steilheid van een helling onderbreken en daardoor erosie tegengaan.

Drasberm

Een drasberm is eenzelfde ondiepe oeverstrook als een plasberm, maar het het waterpeil in de drasberm bedraagt maximaal 20 cm. In drasbermen kan zich een soortenrijke moerasvegetatie ontwikkelen. Ze worden rond de waterlijn of iets hoger (0-20 cm) aangelegd, met een overstromingsduur van maximaal 150 dagen per jaar.

Bodemdegradatie

Met bodemdegradatie bedoelt men de vermindering van de bodemkwaliteit door verschillende (voornamelijk door de mens veroorzaakte) processen. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen chemische bodemdegradatie (verslechtering van de chemische eigenschappen van de bodem, bodemverzuring is veruit het bekendste voorbeeld) en fysische bodemdegradatie (verslechtering van de fysische eigenschappen van de bodem, bijvoorbeeld als gevolg van grondbewerking, met bodemverdichting als vaak voorkomend gevolg).

Plasdras

Wanneer op een grasland gedurende enkele weken na elkaar in een of meer seizoenen een laag water staat tot maximaal 20 cm boven het maaiveld, spreekt men van een plasdras situatie. Dit kan ontstaan onder natuurlijke omstandigheden maar kan ook het gevolg zijn van een menselijke ingreep.

Verondieping

Onder verondieping wordt verstaan het ondieper worden van het water door slibvorming.

Visstandbeheer

Visstandbeheer is het beheer gericht op het verkrijgen en behouden van een goede visstand. Een goede leefomgeving is daarvoor het uitgangspunt. Goed viswater biedt een geschikte leefomgeving aan een gevarieerde en gezonde visstand. Visstandbeheer omvat alle activiteiten die hiervoor noodzakelijk zijn. Het uitzetten van vis alleen is dus niet toereikend.

Minerotroof

Minerotroof water is grond- of oppervlakte water met mineralen in.