De Rijsbes is een lage, loofverliezende struik. De grijsbruine takken zijn rolrond, en jonge twijgen zijn spaarzaam behaard. De bladeren zijn dof blauwachtig, langwerpig-omgekeerd-eirond, en hebben een iets omgerolde rand. De knikkende bloemen zijn wit tot zalmroze en staan aan korte zijtakjes. De urnvormige kroon heeft recht afstaande slippen. De blauw berijpte bessen hebben ongekleurd sap en weinig smaak; hun giftigheid is omstreden. Rijsbes groeit op carbonaat- en voedselarme, vochtigere standplaatsen aan de rand van haar areaal.
Rijsbes is een circumboreale soort. In Europa ligt het hoofdverspreidingsgebied in Midden- en Noord-Europa. In West-Europa is rijsbes zeldzaam en beperkt tot hoogvlakten en gebergten. In België is de soort vooral bekend van de Hoge Ardennen. De Vlaamse vindplaatsen lagen marginaal ten opzichte van het areaal.
In Vlaanderen is rijsbes verdwenen. Van de negentiende eeuw zijn meerdere vindplaatsen in de Kempen bekend (Brasschaat, Sint-Job-in-'t-Goor, Zandhoven-Halle, Beverlo, Heppen, Kerkhoven, Tongerlo en Pietersheim te Lanaken). De soort is nu echter op al die plaatsen verdwenen.
De Rijsbes is een lage, loofverliezende struik, die over het algemeen wat hoger wordt dan Rode en Blauwe bosbes. De bloei valt in de tweede helft van de lente; nabloei treedt weinig op. De takken zijn grijsbruin en rolrond; jonge twijgen zijn spaarzaam behaard. Mogelijk heeft een zekere gelijkenis met wilgentakken oftewel rijshout tot de benaming Rijsbes geïnspireerd. De bladeren zijn dof blauwachtig, langwerpig-omgekeerd-eirond, wat papierachtig van consistentie, met een iets omgerolde rand. De knikkende, vier- of vijftallige bloemen staan alleen of met weinige bijeen aan korte zijtakjes. Ze hebben een duidelijk gelobde kelk en een urnvormige, witte tot zalmroze kroon met recht afstaande slippen. Evenals bij Blauwe bosbes dragen de helmknoppen afstaande hoorntjes en steekt de stijl niet buiten de kroon uit. De fraai blauw berijpte bes wordt, behalve door de rechtopstaande kelkslippen, vaak ook door de stijl gekroond. Ze hebben ongekleurd sap en weinig smaak. In hoeverre ze giftig zijn, is omstreden.
De Rijsbes komt voor in de koude en de koel-gematigde zone van het noordelijk halfrond, in het Zuiden van het areaal voornamelijk in gebergten. In Nederland bereikt zij haar Zuidgrens in de laagvlakte. Vanouds komt zij voor in de Achterhoek en Zuid-Twente, waar zij inmiddels zeer zeldzaam is geworden: vermoedelijk zijn hier nog zes vindplaatsen overgebleven. In de loop van de 20ste eeuw heeft de Rijsbes zich gevestigd bij Den Helder en op Vlieland, Terschelling en Ameland, nadat zij al veel langer bekend was van de Deense en Duitse Waddeneilanden. In de jaren zestig werden vindplaatsen ontdekt in Noord-Limburg en in de Zaanstreek, maar hier lijkt de struik inmiddels weer verdwenen.
Rijsbes komt bij ons - aan de rand van haar areaal - op nogal uiteenlopende standplaatsen voor, die moeilijk onder één noemer te brengen zijn. Ze zijn carbonaat- en voedselarm en min of meer vochtig, maar dat geldt ook voor de standplaatsen van minder zeldzame verwanten. In het oosten van het land staat Rijsbes aan de rand van hoogvenen en in heidevelden met beginnende veenvorming. Daar vormt zij een lage struweelgordel op de grens van natte Dopheide- en/of Veenmosvegetaties met minder nat broekbos of hoog struweel van Zachte berk (Betula pubescens), Sporkehout (Frangula alnus) en Zomereik (Quercus robur). Voor deze hoge houtgewassen is de Rijsbeszone juist te vochtig om er goed te kunnen groeien; anderzijds geven ze ook teveel schaduw om een welige groei van Gewone dophei toe te laten. Langs de veendijkjes die bij het turfsteken in hoogvenen zijn uitgespaard, kan over grote afstanden zo'n Rijsbesgordel voorkomen. Na ontwatering van veen of heide en beplanting met Grove den (Pinus sylvestris) kan Rijsbes nog tamelijk lang standhouden. Op de tot dusver genoemde standplaatsen komt zij vaak samen met Rode en Blauwe bosbes en Pijpenstrootje (Molinia caerulea) voor. Op de Waddeneilanden groeit Rijsbes plaatselijk talrijk, maar dan als dwergstruik, in 's winters natte en 's zomers vrij droge heidevelden. Hier wordt zij vergezeld door Kraaihei, Gewone dophei, Kruipwilg (Salix repens) en verspreide plukjes van Duinriet (Calamagrostis epigejos) en andere grasachtige planten. Struiken van 'normaal' formaat komen in de duinen ook weer voornamelijk aan bosranden voor.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Rijsbes groeit op relatief droge, venige bodems, waar de dwergstruik zowel in de laatste successiestadia van hoogveen als in veenheide en lichte berkenbossen voorkomt. De standplaats is steeds voedselarm en zuur. Verdroging van voorheen natte hoogveengronden begunstigt de ontwikkeling van de plant.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.