De Rode bosbes is een altijdgroene heester die bloeit in de late lente en opnieuw van nazomer tot winter. De takken zijn lichtbruin en behaard, met glanzend donkergroene, leerachtige bladeren. De bloemen, die in trosjes aan het uiteinde van de takken staan, hebben een roodachtige kelk en een klokvormige, rozewitte kroon. De verspreiding van de Rode bosbes varieert per regio en hangt af van de hoeveelheid neerslag.
Rode bosbes is een circumboreale soort, waarvan het verspreidingsgebied samenvalt met de koude en koel-gematigde zones van het noordelijk halfrond. Hoe zuidelijker de soort voorkomt, hoe meer ze beperkt is tot gebergten, zoals de Pyreneeën, de Alpen, de noordelijke Apennijnen, de Karpaten en de Kaukasus. In België liggen de meeste groeiplaatsen van rode bosbes in de Kempen en de (Hoge) Ardennen.
In Vlaanderen is rode bosbes in de Antwerpse en vooral in de Limburgse Kempen plaatselijk zeldzaam tot zeer zeldzaam. Op Vlaamse schaal is het een zeer zeldzame soort. Vergeleken met de eerste karteringsperiode is het aantal vindplaatsen in Limburg vrij constant gebleven. In de Antwerpse Kempen daarentegen is de soort op veel plaatsen verdwenen. Van de heel schaarse groeiplaatsen in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant blijft vandaag niets meer over. Tot het begin van de twintigste eeuw kwam rode bosbes nog in alle Vlaamse provincies voor, waaronder minstens vijf locaties in de Vlaamse veldzones (heidebebossingen en veldbossen) van de Zand- en Zandleemstreek en in de eerder zandige bosgebieden in de Leemstreek (Hageland en de omgeving van Brussel en Leuven). De soort ging er gestaag achteruit en verdween ten slotte. De oorzaak lag ongetwijfeld bij de verandering in het bosbeheer en de daaraan gekoppelde agropastorale praktijken: de bossen werden donkerder, de heidewastines binnen het bos verdwenen en de begroeiingen in het bos werden ruiger. Charles Bommer (1916) beschreef de achteruitgang van de soort als een gevolg van kroonsluiting en gebrek aan licht op een van de laatste vindplaatsen aan de rand van het Zoniënwoud.
De Rode bosbes - ook vaak Vossenbes genoemd - is een altijdgroene, tamelijk spaarzaam vertakte heester, die in de tweede helft van de lente en opnieuw van de nazomer tot het begin van de winter bloeit. De lichtbruine, rolronde takken zijn min of meer behaard. De leerachtige, omgekeerd eironde bladeren zijn van boven glanzend donkergroen, aan de rand omgerold. De vijf- of viertallige bloemen staan in voorover neigende trosjes aan het eind van de takken. Ze hebben een roodachtige kelk met duidelijke, driehoekige, spitse slippen en een klokvormige, rozewitte, vrij diep gespleten kroon met uitstaande slippen. De meeldraden hebben een dicht behaarde helmdraad en dragen geen hoorntjes. De stijl steekt voorbij de zoom van de bloemkroon uit. Naast bestuiving door insecten komt vaak spontane zelfbestuiving voor, en ook de wind kan voor stuifmeeloverdracht zorgen. Bij rijpheid zijn de bessen dieprood, vrij melig en wat wrang. Ze worden gekroond door de rechtopstaande kelkslippen. Ze zijn bijzonder geschikt voor het maken van compote. Dank zij een natuurlijk conserveermiddel, benzoëzuur, rotten ze niet. In de herfst kan een struik zowel bloemen als vruchten dragen. Meestal levert de tweede bloeiperiode een veel rijkere oogst dan de eerste. Vaak blijven de bessen tot in de winter aan de struik hangen.
De Rode bosbes komt voor in de koude en de koelgematigde zone van het noordelijk halfrond, in het Zuiden van het areaal voornamelijk in gebergten. In Nederland is zij in de pleistocene streken vrij algemeen benoorden de grote rivieren; Zuidelijk daarvan is zij zeldzaam en komt zij het meest nog in het Peelgebied voor. Verder groeit zij - soms talrijk - op enige plaatsen in laagveengebieden, hoofdzakelijk in Noord- en Zuid-Holland. In de duinstreek is zij alleen bekend van Vlieland, Terschelling en Petten. Rode bosbes hoort thuis op zure, carbonaat- en voedselarme, droge tot vrij vochtige zand- en veengrond en groeit overwegend op plaatsen met een vochtige atmosfeer. Zij verdraagt noch extreme droogte noch stagnerend water in haar wortelmilieu. In Nederland komt zij vooral als bosplant voor, al neemt zij in de meeste bossen een veel geringere plaats in dan Blauwe bosbes. Onder de inheemse bosplanten is zij de meest uitgesproken bewoner van voedselarme grondsoorten. Het talrijkst komt zij voor in Berkenbroekbos op enigszins uitdrogend hoogveen, bijvoorbeeld op veendijkjes tussen uitgeveend terrein. Ook in naaldbossen die op ontwaterde hoogveengrond zijn aangeplant, kan vrij veel Rode bosbes groeien. Op de zandgronden staat zij overwegend in Zomereiken-Berkenbossen en naaldhoutaanplantingen op voormalige heidegrond: bij grondboringen vindt men meestal een uitgesproken podzolprofiel. Binnen zulke bossen groeit de plant vaak op de hoge, sterk uitgeloogde en verzuurde rand van greppelwanden en aarden walletjes. Evenzo komt zij dikwijls aan kanten van houtwallen voor. Op vastgelegd stuifzand staat Rode bosbes, samen met Kraaihei (Empetrum nigrum), in Jeneverbesstruweel en soms in Grove-dennenbos op noordhellingen.
In hoeverre Rode bosbes buiten het bos voorkomt en op welke standplaatsen, verschilt per streek. In neerslagrijke gebieden kan de Rode bosbes evenals de Blauwe talrijk in droge Struikheidevelden staan. Dergelijke Bosbesheidevelden zijn voornamelijk bekend van de oostkant van de Veluwe. De twee Bosbessoorten zijn daar ook bekend van Dopheidevegetaties, maar dan voornamelijk op noordhellingen met afstromend water. Vindplaatsen in vrij droge heide zijn ook vlak bij de kust bekend, op Vlieland en Terschelling; hier gaat het om vegetaties van Kraaihei en Kruipwilg (Salix repens). In het neerslagarme Peelgebied staat Rode bosbes juist in nogal vochtige heide. Terwijl de plant in de Oost-Nederlandse hoogvenen pas verschijnt op plekken waar de veenmosgroei beëindigd is en de boomgroei op gang begint te komen, wordt zij in West-Nederland in veenmosrietland aangetroffen. Het betreft dan wel oudere, zuurdere stadia van de vegetatieontwikkeling, waarin soorten als Rood veenmos (Sphagnum rubellum), Veenhaarmos (Polytrichum juniperinum var. affine) en Gewone dophei hun intrede hebben gedaan. Opvallend is het ontbreken van Rode bosbes in de brakwaterveengebieden van de Zaanstreekse Waterland, die overigens juist een grotere verscheidenheid aan Ericaceae vertonen dan andere laagveen streken.
Vegetaties met Rode bosbes zijn veelal uitgesproken soortenarm. Behalve met diverse familieleden kom zij op allerlei standplaatsen samen voor met Pijpenstrootje (Molinia caerulea). Waar zij talrijk voorkomt, maakt haar grof en slecht verterend bladafval andere plantengroei vrijwel onmogelijk.
Op Rode bosbes zijn de kokermotten Coleophora glitzella en C. vitisella en de witte vlieg Aleurotuberculatus similis gespecialiseerd. Laatstgenoemde soort, die aan het eind van de lente uitvliegt, is tot dusver in Nederland slechts op enkele plekken in Gelderland en Drenthe aangetroffen. De vrijwel kleurloze larven leven op de onderkant van het blad. Een opvallende en specifieke parasiet van Rode bosbes is de schimmel Exobasidium vaccinii. Deze veroorzaakt komvormige gezwellen in de bladeren en kan ook de bloemen misvormen. De geïnfecteerde delen zijn helemaal met sporen bedekt en daardoor krijtwit. Bij aangetaste bloemtrosjes blijft de bloemvorm gedeeltelijk intact en schemert ook de roze bloemkleur nog door. Verwante schimmelsoorten veroorzaken de zogenaamde oortjesziekte van Rododendrons en Azalea's. Ook Blauwe bosbes, Lavendelhei en andere verwanten hebben hun specifieke Exobasidium-soorten als parasiet, maar die zijn veel zeldzamer en/of minder opvallend dan de schimmel op Rode bosbes.
Een bosbesbastaard
Als stuifmeel van een Rode bosbes door een bestuivend insect op een stamper van een Blauwe wordt overgebracht, kan een hybride worden gevormd, die we zullen aanduiden als 'Bastaardbosbes' (Vaccinium >< intermédium). Deze houdt in kenmerken grotendeels het midden tussen de oudersoorten, maar in habitus en blad heeft zij het meest weg van de Blauwe bosbes. Het gemakkelijkst is haar aanwezigheid op te merken in de winter: zij lijkt dan een Blauwe bosbes die een deel van haar blad houdt. Het vereist oefening om 's zomers de grauwgroene, zwak leerachtige bladeren van de Bastaardbosbes te midden van een veld Blauwe bosbessen te herkennen. Plakkaten van een paar honderd vierkante meter oppervlakte zijn bekend, waarvan de leeftijd op minstens veertig jaar wordt geschat. Pas op gevorderde leeftijd gaat de Bastaardbosbes bloeien, en dan nog spaarzaam. De bloemkroon is bleekroze, meestal zwak urnvormig met een tamelijk wijde, vaak wat scheef afgesneden opening. De schaars gevormde bessen zijn meestal blauwzwart. Exemplaren met rode bessen zijn vermoedelijk ontstaan door terugkruising van de bastaard met de Rode bosbes, die ook in dit geval weer het stuifmeel moet leveren. In de regel bevatten bessen van de hybriden echter geen kiemkrachtig zaad.
Hoewel Rode en Blauwe bosbes veelvuldig samen groeien, wordt de hybride maar zelden gevormd. Momenteel zijn ongeveer vijftien vindplaatsen bekend, gelegen in Friesland, Overijssel en Gelderland. Het optreden van de Bastaardbosbes lijkt vaak verband te houden met milieuverstoringen zoals graafwerk of betreding. Zo zijn er groeiplaatsen op stormvlakten, op wroetplekken van wilde zwijnen, langs rabatgreppels, op een begraafplaats. Een dergelijk voorkomen als storingsindicator is ook van diverse andere hybriden bekend. In hoeverre de aan- of afwezigheid van bepaalde bestuivers de ontstaanskans van de Bastaardbosbes beïnvloedt, is nog niet nagegaan.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Rode bosbes komt in Vlaanderen het meest voor in lichte loofen naaldbossen en op verboste heiden. Als halfschaduwplant gedijt de soort het best op plaatsen met een hoge luchtvochtigheid en een zure, voedselarme, zandige of venige bodem met een slecht verterende strooisellaag. Rode bosbes verkiest vrij droge tot matig vochtige standplaatsen, bijvoorbeeld in uitdrogend veen aan de rand van een vijver of ven, of dicht bij een afwateringssloot. In bossen die te donker uitvallen kan men rode bosbes vooral aantreffen langs paden en in bosranden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.