Een middelhoge tot hoge doorlevende heester met lange gebogen takken. De lila-purperen (soms witte) bloemen verschijnen in dichte, langwerpige pluimen. Deze zijn zeer geurig en produceren grote hoeveelheden nectar. De tegenoverstaande bladeren zijn langwerpig, donkergroen bovenaan en witviltig onderaan. De plant is een populaire sierheester.
Doordat de vlinderstruik in de stedelijke omgeving vaak meer ecologische voor- dan nadelen heeft, wordt hij meestal enkel bestreden op plaatsen waar schade kan voorkomen aan gebouwen of infrastructuur en op spoorwegen. Enkel op mergel kan de plant eventueel een bedreiging vormen voor zeldzame inheemse habitats. Jonge planten kunnen makkelijk worden uitgetrokken, grotere planten kunnen worden uitgegraven met het zorgvuldig verwijderen van alle plantdelen. De planten lopen snel terug uit na na snoei of terugzetten. Let op: bestrijding met glyfosaat van deze soort is sinds januari 2015 in principe niet meer toegelaten op alle terreinen die horen bij een openbare dienst en in de meeste bossen en natuurreservaten. In heel bijzondere gevallen kan een gemotiveerde aanvraag tot afwijking worden ingediend bij de VMM die dan geval per geval wordt beoordeeld. Tegenwoordig zijn er variëteiten beschikbaar die het ecologische nut koppelen aan een verminderd of afwezig invasief vermogen, zoals de Buddleja ARGUS White en ARGUS Velvet.
Vlinderstruik is reeds zeer wijdverspreid waardoor weinig preventieve maatregelen voorhanden zijn. Tuineigenaars worden aangemoedigd om uitgebloeide pluimen te verwijderen om zaadvorming te voorkomen. Jonge planten kunnen makkelijk handmatig worden uitgetrokken, grotere planten kunnen worden uitgegraven met het zorgvuldig verwijderen van alle plantdelen. Deze methode is arbeidsintensief en niet altijd succesvol daar hergroei gemakkelijk optreedt. In grotere populaties kunnen de planten worden teruggezet. Doordat de struik gemakkelijk weer uitloopt vormt dit geen duurzame aanpak. Indien de struiken wortelen tussen voegen van oude historische gebouwen of ruines is uitgraven uiteraard geen optie. Dan kan overwogen worden om de struiken af te knippen en de stobbes met een 5% glyfosaatoplossing in te smeren. Gebouwen en ruïnes vallen niet onder het pesticidenverbod.
Het herkomstgebied van vlinderstruik is China. De plant wordt in Europa sedert het einde van de negentiende eeuw gekweekt. Ze is populair omwille van haar grote bloeiwijzen die zeer veel vlinders aantrekken. De soort is in West- en Midden-Europa verrassend snel ingeburgerd geraakt. De eerste (gedocumenteerde) gevallen van inburgering in België dateren van 1940, toen de struik de braakliggende terreinen rond de Plantentuin (nabij het station Brussel Noord) koloniseerde. Sedert 1970 heeft de soort alle stedelijke agglomeraties gekoloniseerd.
Van een zeer zeldzame exoot voor 1970 is de soort in Vlaanderen geëvolueerd tot een, althans in stedelijke milieus, zeer algemene soort. Buiten de agglomeraties is ze echter nog vrij zeldzaam.
De Vlinderstruik is een tamelijk lage, vaak wat 'rommelig' gebouwde struik, die in de zomer en vroege herfst bloeit. Takken en bladeren staan kruisgewijs tegenover elkaar. Het blad is langwerpig-eirond tot lancetvormig, ondiep gezaagd, van onderen door sterharen wollig, aan de voet met minieme steunblaadjes. De bloemen staan in dichte, aan de voet onderbroken, lange en smalle, pluimvormige bloeiwijzen. Ze zijn regelmatig, tweeslachtig, viertallig, met een trompetvormige, paarse, soms roze of witte kroon, die in de keel een oranje ring vertoont. Uit het bovenstandige vruchtbeginsel ontwikkelt zich een doosvrucht, waaruit de zaden bij windstoten worden weggeslingerd.
De uit China afkomstige Vlinderstruik is een bewoner van lichte, droge standplaatsen, die 's zomers behoorlijk warm kunnen worden. Door de Franse pater Armand David, wiens naam ook voortleeft in het Pater-Davidshert, werd in 1869 materiaal naar Europa gezonden, waar de plant omstreeks de eeuwwisseling in cultuur werd genomen. Verwildering vindt hier voornamelijk plaats op steenachtige plaatsen. In de Tweede Wereldoorlog kreeg hij grote kansen op de puinhopen van steden als Londen en Berlijn. De laatste tientallen jaren lijkt hij ook in Nederland vaste voet te krijgen; hij is plaatselijk vrij algemeen geworden, vooral in Zuid-Limburg, en komt alleen in het noorden heel weinig voor. In verscheidene steden heeft hij zich in holten van oude muren genesteld, onder meer aan grachtkanten, en ook wel tussen trottoirtegels en in de 'naad' op de grens van huizen en plaveisel. Betere ontplooiingskansen krijgt hij op spoorwegemplacementen. Dikwijls zijn de vermoedelijke ouderplanten op niet al te grote afstand van zo'n emplacement aan te treffen, in de vorm van kennelijk aangeplante Vlinderstruiken; maar in elk geval kiemen de zaden goed op grof zand en fijn grind tussen de ballastbedden en leveren ze rijk bloeiende struiken, soms zelfs lage struwelen op. De Vlinderstruik heeft een grote faam als nectarleverancier voor allerlei dag- en nachtvlinders. Weinig planten worden zo druk bevlogen door grote en opvallende vlinders als Dagpauwoog (Inachis io) en Atalanta (Vanessa atalanta). Ook voor het waarnemen van allerlei zeldzamere vlinders bieden de bloeiende struiken een goede kans. Hommels, honingbijen en zweefvliegen versmaden ze evenmin. Verder heeft de Vlinderstruik ook betekenis als voedselplant van rupsen en larven van diverse insecten. Zo blijken enige soorten die normaal op Toorts (Verbascum) en/of Helmkruid (Scrophularia) leven, te kunnen 'overschakelen' op de Vlinderstruik, zoals de Kuifvlinder (Cucullia verbasci), de snuitkevers Cionus scrophulariae en alauda, en de mineervlieg Amauromyza verbasci.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Vlinderstruik is een soort van droge tot vochtige, matig voedselrijke, stenige milieus. In sterk verstedelijkte milieus is het veruit de algemeenste struik. De soort groeit er op verwaarloosde gebouwen en op braakliggende terreinen. Doordat de soort zich met de wind verbreidt, kan ze zich zeer gemakkelijk vestigen in allerlei spleten en kieren van muren. Vlinderstruik kiemt vooral op muren met vochtproblemen (onder andere onder lekkende afvoerpijpen en dakgoten). Eens gevestigd op de muur, zorgt de struik voor een versneld verval, omdat de dikke wortels de muur doen scheuren. Op goed gedraineerde, braakliggende terreinen met veel puin vormt vlinderstruik op korte termijn uitgebreide struwelen. Buiten de steden is de plant vooral te vinden op spoorwegterreinen en sinds kort ook op meer natuurlijke plaatsen in duinstruwelen. Vlinderstruik is een uitgesproken warmteminner die profiteert van het warmere microklimaat in verstedelijkte gebieden. Buiten de stad heeft de soort het veel moeilijker om stand te houden omdat ze bij strenge vorst kapotvriest (SACHSE et al. 1990), zeker in continentale gebieden. Het is echter niet helemaal duidelijk in welke mate dat in Vlaanderen buiten de steden als beperkende factor meespeelt.
Vlinderstruik kan snel geschikte habitats in zowel de stedelijke omgeving als daarbuiten innemen en daarbij inheemse soorten verdringen, met name houtige pioniersoorten zoals berken en boswilg. Deze soort vormt in Vlaanderen geen bedreiging voor gevoelige of zeldzame habitats tenzij op mergel. Doordat de vlinderstruik veel insecten aantrekt als nectarbron wordt de aanwezigheid van deze invasieve uitheemse plant vaak als een ecologische meerwaarde beschouwd in de stedelijke omgeving. Vlinderstruik kan echter wel zorgen voor de beschadiging van (historische) gebouwen en verhardingen en zorgt voor hinder langs spoorwegen. Het al dan niet bestrijden van vlinderstruik in verstedelijkte omgeving is dus afhankelijk van de lokale doelstellingen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.