De Zwartblauwe rapunzel heeft eironde, gekartelde rozetbladeren waarvan de voet meestal ondiep hartvormig is. De stengelbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, met meestal wigvormige voet. De stengeltop is onbebladerd. De cilindervormige aar draagt de bloemen. Deze zijn gewoonlijk 'inktkleurig', donker blauwviolet met een metaalglans; soms zijn ze veel fletser blauw. Bij uitzondering komen exemplaren met zuiver witte bloemen voor; deze planten hebben korte aren. Zwartblauwe rapunzel komt voor op beschaduwde en/of grazige plaatsen op vochthoudende maar langdurig natte, tamelijk voedselrijke, niet sterk zure, humeuze, zandige tot lemige grond.
Het areaal van zwartblauwe rapunzel is beperkt tot een relatief klein deel van Europa ten noorden van de Alpen. Westelijk loopt de grens van Noordoost-Frankrijk over Wallonië en het zuiden van Vlaanderen tot Zuid- en Oost-Nederland. Noordelijk reikt het niet verder dan Noord-Duitsland. In het oosten reikt het areaal tot het westen van Tsjechië. In het zuiden bestrijkt het enkel het zuiden van Duitsland. Buiten dat areaal komt de soort als adventiefplant of als ingeburgerde soort onder meer voor op enkele plaatsen in Zweden, Zwitserland en enkele Oost-Europese landen. Mogelijk is ze daar, net zoals in Noord-Duitsland, via graszaadmengsels terechtgekomen: ze groeit er voornamelijk in parken die in de achttiende en negentiende eeuw werden aangelegd. In Wallonië is zwartblauwe rapunzel vrij algemeen in de Ardennen en in delen van Lotharingen. Elders is de soort zeldzaam (Maasdistrict) of ontbreekt ze.
In Vlaanderen bestaat er een opvallend verschil tussen de groeiplaatsen in de Kempen enerzijds, en die in de Leemstreek en aanpalende zandleemgebieden en in de Voerstreek anderzijds. Zo groeit de plant in de Kempen in graasweiden en hooilanden, in weilanden en in bermen langs beken en slootranden. Het is niet onwaarschijnlijk dat de rapunzels in de Wateringen van Lommel op het einde van de negentiende eeuw met grasmengels uit de Alpen zouden zijn ingevoerd (MERTENS & SIMONS 1982; zie ook bij bergklokje en bonte crocus). In de Leemstreek (inclusief de aanpalende zandleemgebieden) en in de Voerstreek zijn vrijwel alle populaties aan bos of bosranden gebonden. Is zwartblauwe rapunzel in Vlaanderen globaal zeer zeldzaam, dan bestaan er toch streken waar de soort plaatselijk wat algemener is, zoals in een deel van de Dendervallei, het Brusselse of de Voerstreek. Elders komen vooral uiterst kleine populaties voor, die echter vaak al lang standhouden. In het Antwerpse werden de groeiplaatsen uit de eerste karteringsronde nadien niet bevestigd. Elders in Vlaanderen werden ‘nieuwe’ vindplaatsen opgetekend, maar dat is vermoedelijk het resultaat van een betere prospectie, maar ook van het herontdekken van oudere vindplaatsen van voor 1939. Indicatief daarvoor zijn negentiende-eeuwse vindplaatsen in de Dendervallei, waar de soort toen blijkbaar algemeen voorkwam, en tal van vindplaatsen uit Vlaams-Brabant. Vooral in het Brusselse komen zwartblauwe en witte rapunzel binnen dezelfde uurhokken voor. In tegenstelling tot witte rapunzel verkiest zwartblauwe rapunzel over het algemeen wat meer neutrale tot kalkrijke standplaatsen. Mogelijk komen er ook hybriden voor. In enkele hokken kon de precieze identiteit van de waargenomen rapunzels niet met zekerheid bepaald worden; zie de opmerking bij witte rapunzel.
De Zwartblauwe (vroeger Zwarte) rapunzel heeft eironde rozetbladeren waarvan de voet meestal ondiep hartvormig, soms afgeknot is. De rand van deze bladeren is gekarteld, zelden gezaagd; meestal zijn de insnijdingen ongelijk van diepte en is het blad niet duidelijk enkel dan wel dubbel gekarteld, maar min of meer intermediair tussen beide. Tamelijk zelden vertonen de rozetbladeren in het centrum zwarte vlekken. De stengelbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, met meestal wigvormige voet. De stengeltop is meestal vrijwel onbebladerd. De aar is aanvankelijk vaak bolvormig en wordt in de loop van de bloei cilindervormig. De bloemen zijn gewoonlijk 'inktkleurig', donker blauwviolet met een metaalglans; soms zijn ze veel fletser blauw. Bij uitzondering komen exemplaren met zuiver witte bloemen voor; deze planten hebben korte aren.
Het natuurlijke areaal van de Zwartblauwe rapunzel is beperkt van omvang en wordt gevormd door het gedeelte van Midden-Europa dat benoorden de Alpen ligt. Hij groeit voornamelijk in berg- en heuvelgebieden maar dringt aan de noordwestrand van zijn areaal ook in de laagvlakte door. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Noordoost-Frankrijk door Zuid-Duitsland tot het westen van Tsjechoslowakije en noordwaarts tot Zuid- en Oost-Nederland en Noord-Duitsland. In Zweden en Oost-Europa is deze plant op diverse plaatsen met graszaad ingevoerd, wat hier en daar tot inburgering heeft geleid. In Nederland is de Zwartblauwe rapunzel zeldzaam in Zuid-Limburg en het pleistocene deel van het land. In Noord-Drenthe - een tamelijk geïsoleerde noordwestelijke voorpost van het areaal - zijn nog enige vrij grote populaties aanwezig. Elders is de plant sterk achteruitgegaan; dit betreft niet alleen het aantal groeiplaatsen maar ook het aantal exemplaren dat op de meeste resterende groeiplaatsen nog aanwezig is. Wel heeft Zwartblauwe rapunzel een opmerkelijk vermogen om op een groeiplaats jarenlang in zeer beperkt aantal stand te houden. Kleine concentraties van vindplaatsen zijn nog aanwezig in Noord-Brabant, bij Nijmegen en Zuid-Twente; verder komt de plant in de Achterhoek en sporadisch nog aan de rand van de Veluwe voor. Uit het Deltagebied zijn recent twee vondsten gemeld; hoe de plant hier terecht is gekomen, is niet bekend.
Zwartblauwe rapunzel komt voor op beschaduwde en/of grazige plaatsen op vochthoudende maar langdurig natte, tamelijk voedselrijke, niet sterk zure, humeuze, zandige tot lemige grond. In het buitenland wordt hij vaak als een kalkmijdende plant betiteld, maar in Zuid-Limburg groeit hij op krijtverweringsbodem en vlak ten oosten van ons land staat hij in het graafschap Bentheim eveneens op kalkrijke afzettingen. Zwartblauwe rapunzel is in Zuid-Limburg alleen als bosplant bekend en staat in Noord-Drenthe juist alleen op grazige (en veelal onbeschaduwde) plaatsen. In andere streken is hij echter op beide typen standplaatsen aan te treffen, en vooral op plekken die zowel grazig als beschaduwd zijn. In Zuid-Limburg staat Zwartblauwe rapunzel vooral langs paden in hellingbossen. Uit het bos zelf is hij op veel plekken verdwenen doordat het staken van hakhoutcultuur tot doodse schaduw en strooiselophoping leidde. Zwartblauwe rapunzel kan wel in opgaand bos met een gesloten bladerdak groeien, zelfs onder Beuken (Fagus sylvatica), als hij maar genoeg indirect licht ontvangt - wat in doorgeschoten hakhout niet het geval is. Bij Nijmegen groeit hij eveneens in hellingbossen en verder tussen het gras in een boomgaard op een helling en in een door laanbomen beschaduwde kanaalberm. Buiten Zuid-Limburg en het Rijk van Nijmegen staat Zwartblauwe rapunzel voornamelijk in de buurt van beken. Behalve op het beekoevertalud is hij dikwijls iets verder van beken aan te treffen op plekken waar af en toe een zekere bodemverstoring plaatsvindt, zoals langs sloten en in lanen. De plant is goed genoeg verankerd om een zekere afkalving of andere beschadiging van beek- en slootkanten te overleven, en heeft voldoende reserves in zijn wortel om bedekking met slib of slootbagger goed te doorstaan. In beekdalgrasland blijkt Zwartblauwe rapunzel met name op zandige ruggen en op opgehoogde walkantjes langs greppels voor te komen. In loofbossen langs beken waarvan het water veel meststoffen met zich meebrengt, houdt Zwartblauwe rapunzel soms stand in de schaduw van Beuken, die concurrenten als Grote brandnetel (Urtica dioica) en Rietgras (Phalaris arundinacea) in hun ontwikkeling remmen. In Noord-Brabant en de Achterhoek staat de plant hier en daar in bossen op leem die niet in de directe nabijheid van beken liggen, maar dan gaat het wel om plekken waar de bodem overhoop gehaald is, bijvoorbeeld greppelkanten.
Van de planten waardoor Zwartblauwe en ook Witte rapunzel dikwijls worden vergezeld, moet in de eerste plaats Bosanemoon (Anemone nemorosa) worden genoemd. Verder bestaat het gezelschap vaak uit alledaagse bosrandplanten, deels zuurminnende soorten als Gladde witbol (Holcus mollis) en Gewone braam (Rubus fruticosus s.lat.), deels uitgesproken stikstofminnaars als Zevenblad (Aegopodium podagraria) en Grote brandnetel, deels planten die zowel in graslanden als in ruigten voorkomen, zoals Ruw beemdgras (Poa trivialis), Paardenbloem (Taraxacum officinale), Gewone kropaar (Dactylis glomerata) en Hondsdraf (Glechoma hederacea). Voorts zijn als vrij frequente begeleiders te noemen twee planten van licht loofbos, namelijk Schaduwgras (Poa nemoralis) en Drienerfmuur (Moehringia trinervia), en de schaduwverdragende graslandplanten Veldzuring (Rumex acetosa) en Grote wederik (Lysimachia vulgaris). Op slechts weinig plekken zijn Rapunzels in selecter gezelschap aan te treffen en dan bijvoorbeeld samen met Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum), Eenbes (Paris quadrifolia), Knikkend nagelkruid (Geum rivale) of Moerasstreepzaad (Crepis paludosa).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
In de flora van Nederland (VAN DER MEIJDEN 1996) wordt zwartblauwe rapunzel niet als een aparte soort onderscheiden, wel als ondersoort (subsp. nigrum) van Phyteuma spicatum L. Wij volgen de taxonomische opvatting van LAMBINON et al. (2004), die twee soorten erkent en wiens zienswijze aansluit bij die van de meer recente Duitse en Franse flora's. Zwartblauwe rapunzel groeit in graslanden, in grazige bermen, in slootranden en langs beken, maar toch vooral in (lichte) loofbossen en bosranden op lemige, soms ook wel eens zandige, vochthoudende tot natte bodems. De zuurgraad van de bodem kan naargelang van de standplaats variëren van matig zuur over neutraal tot licht kalkrijk. Qua voedselrijkdom is er ook al een beduidende variatie, namelijk van matig voedselarm tot voedselrijk.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.