De Bruine eikenpage komt voor in bosranden, op open bospaden en in kapvlakten vaak in de buurt van heiden. De soort heeft 1 generatie van midden juni tot begin augustus met een piek tussen 26 juni en 13 juli. De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op kleine, minder vitale en vaak beschaduwde Zomereiken. De meeste eitjes worden afgezet op een hoogte van 50-150 cm op de zuidoostkant van de boompjes en op takjes met een gladde bast zonder korstmossen. De overwintering gebeurt als ei. In dit stadium kan de soort, net, zoals de Sleedoornpage ook tijdens de wintermaanden geinventariseerd worden. In het volgende voorjaar komen de rupsen uit en beginnen ze te eten van de ontluikende groeiknoppen aan de jonge twijgjes. De rupsen worden regelmatig bezocht door schubmieren, maar zijn er vermoedelijk niet afhankelijk van voor hun overleving. De verpopping gebeurt tussen dorre bladeren op de grond. Mannetjes gebruiken een bruidsboom voor de balts. De meest gebruikte nectarplant is braam. De vlinders zijn weinig mobiel. De Bruine eikenpage komt vaak in dezelfde gebieden voor als Bont dikkopje, Bruin zandoogje, Citroenvlinder, Eikenpage, Geelsprietdikkopje, Groot dikkopje, Heideblauwtje en Heivlinder.