Veel soorten zijn bedreigd in hun voortbestaan en het is niet altijd duidelijk wat moet gedaan worden om ze te behouden. Dikwijls hebben de maatregelen geen effect en blijft de soort het slecht doen. Het kan dan een goed idee zijn een soortbeschermingsplan op te stellen. Wetenschappers pluizen dan van naaldje tot draadje uit waarom die soort bedreigd is, wat ze nodig heeft om te overleven en hoe we de bescherming praktisch kunnen aanpakken. Het is te beschouwen als een handleiding of receptenboek met wetenschappelijk onderbouwde praktische tips. Helaas zijn er in Vlaanderen nog niet zoveel plannen verschenen. De tien huidige plannen omvatten 9 gewervelden soorten(groepen) en 1 ongewervelde. Het zijn met name de das, adder, vroedmeesterpad, boomkikker, hamster, vleermuizen, kleine modderkruiper, beekprik, rivierdonderpad, gentiaanblauwtje, paling, nachtzwaluw, bruine vuurvlinder, waterrietzanger, knoflookpad, vuursalamander, bruine eikenpage, heivlinder en kleine rietgans.
Hoewel met redelijk wat van deze plannen weinig is gebeurd, is het idee meegenomen in het nieuwe soortenbeschermingsprogramma, waarvoor de overheid zichzelf engageert om ze uit te voeren.
De soortbeschermingsplannen zijn uiteraard door verschillende organisaties of wetenschappers opgesteld verschillen nogal naar omvang en opbouw. Sommige zijn eerder praktisch opgevat en bevatten suggesties voor soortgerichte natuurontwikkeling of beheer. Het plan voor de boomkikker duidt geschikte locaties aan voor de aanleg van nieuwe poelen. Voor de adder is heidebeheer voorzien, terwijl er in het beschermingsplan voor vleermuizen praktische wenken voor de restauratie van ijskelders staan. Andere gaan dan weer in op de ecologie en de verspreiding van de soort terwijl er geen concrete beheermaatregelen in worden voorgesteld. Soortbeschermingsplannen die met alle aspecten rekening houden zijn er niet zoveel. Het beschermingsplan voor de (wilde) hamster en voor het gentiaanblauwtje zijn de twee bekendste die min of meer met alle aspecten rekening houden. Zo bevatten ze een verantwoording van de soortkeuze, gegevens over de ontbrekende kennis over de ecologie van de soort, gegevens over de historische en actuele verspreiding, gegevens over bedreigingen en beschermingsmaatregelen en beschikbare of te ontwikkelen instrumenten. Bij een bruikbaar plan hoort ook een concreet actieplan. Zo worden in het hamsterplan zes verschillende actieplannen voorgesteld, waaronder optimalisatie van de beleidsinstrumenten, beheer en inrichting van leefgebieden, bijkomend onderzoek en het betrekken van de bevolking en de doelgroepen. Ook opvolging en uitvoering van het opgestelde soortbeschermingsplan zijn (uiteraard) van belang. Het is belangrijk om te begrijpen dat enkel specifieke soortenbescherming niet volstaat en dat het slechts een deel is van een groter geheel. Om te overleven hebben soorten immers een habitat nodig om zich te voeden, te overwinteren en/of voort te planten. Soortgericht en gebiedsgericht beleid moeten aanvullend werken omdat soortgerichte acties niet helpen als de gebieden niet voldoen aan de basiseisen van de soort. Anderzijds is een algemene verbetering van de habitat- en milieukwaliteit niet steeds voldoende om een bedreigde soort in stand te houden.
De soortbeschermingsplannen zijn in het beleid vervangen door soortbeschermingsprogramma's. Hierbij is een veel praktischer plan en een duidelijker engagement naar voor geschoven. Er zijn middelen vrijgemaakt en de soortkeuze en het opstellen van de plannen is in overleg met doelgroepen gebeurd.
De onderstaande tekst is dus verouderd, maar aangezien nog gesproken wordt over deze plannen laten we ze ter informatie op ecopedia staan.
Een probleem is dat de soortkeuze en methode voor het opstellen van soortbeschermingsplannen ad hoc gebeurde. Soorten die bestudeerd worden door mensen die toevallig dicht bij het beleid staat, aaibare soorten, soorten waar toevallig veel onderzoek naar is gedaan pronken op de lijst. Er moeten criteria opgesteld worden die aangeven welke soorten prioriteit verdienen. Daarbij kan gekeken worden naar Vlaamse en Europese rode lijsten, de haalbaarheid van de mogelijke maatregelen, de kennis die over de soort bestaat of kan opgedaan worden. Die criteria moeten per soortgroep worden toegepast om een evenwichtige lijst te verkrijgen. Daarnaast zijn richtlijnen nodig waaraan minimaal moet worden voldaan voor het opstellen van dergelijke plannen. Het opstellen van soortbeschermingsplannen is uiteraard niet voldoende om een soort te redden. Zij dienen ook uitgevoerd te worden: nog een pijnpunt van de soortbeschermingsplannen. Slechts met de plannen van de das, hamster en gentiaanblauwtje is iets gebeurd, lokaal of op gewestniveau. Met het plan van beekprik is ooit begonnen, maar gestopt. Ook het opmaken van nieuwe plannen ligt stil. Het milieujaarprogramma 2004 had als doelstelling om richtlijnen voor het opstellen van soortbeschermingsplannen te voorzien.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.