Valse voszegge is een middelhoge, lichtgroene plant die in dichte pollen groeit en vaak lang doorbloeit. De bloeiwijze is smal en bronsgroen tot lichtbruin, met vijf tot tien korte, vertakte zijassen en priemvormige schutbladen. De urntjes zijn eirond, vijf à zes millimeter lang, glanzend lichtgroen tot lichtbruin, en toegespitst in een kort tweetandige snavel.
De plant komt voor in West-, Zuid- en Midden-Europa, Zuidwest-Azië, en het Atlasgebied. Ze groeit op voedselrijkere, kleiige tot natte, basenrijke zand-, leem- en veengronden, en verdraagt meer zout dan de meeste andere Zeggen. Valse voszegge is te vinden in weilanden, dijk- en wegbermen, en overgangen tussen weide- en oevervegetaties, vaak samen met andere gras- en moerasplanten. Ze groeit goed in gemaaide gebieden en kan ook in zwak tot matig brak water optreden.
In Europa werd valse voszegge lang verward met voszegge, wat de verspreidingsgegevens op Europees niveau wat onzeker maakt. De soort komt in heel Europa voor, ook in het Middellandse-Zeegebied, maar ontbreekt in Noord-Europa. Ze komt ook in aangrenzend Azië voor. In België is valse voszeg- ge opvallend afwezig in de Ardennen. De grootste dichtheden zijn te vinden in de min of meer kalkrijke streken.
Valse voszegge is algemeen in Vlaanderen en vertoont er een uitgesproken verspreidingspatroon. Het talrijkst en meest verspreid komt de soort voor in de Polders, maar ze is ook goed vertegenwoordigd in de alluvia van kleinere en grotere waterlopen. Daarbuiten is ze veel minder talrijk. De toename van het aantal hokken is vermoedelijk een gevolg van de betere inventarisatiegraad. Het vroegere en huidige verspreidingspatroon stemmen goed overeen.
Valse voszegge is een middelhoge, lichtgroene plant die in veelal dichte pollen groeit en vaak vrij lang doorbloeit. De onderste scheden zijn lichtbruin en vezelen weinig of niet. De stengels zijn tot een halve centimeter breed, zeer scherp driekantig, met iets gevleugelde ribben en vrijwel vlakke zijden. De door het tongetje gemarkeerde grens tussen bladschede en -schijf heeft de vorm van een spitse driehoek, waarvan de hoogte groter is dan de breedte. Het tongetje is smaller dan de iets geoorde voet van de bladschijf. De bladschijf is meestal niet breder dan zeven millimeter. De bloeiwijze is smal en nauwelijks piramidevormig, in de onderste helft meestal onderbroken, bronsgroen tot lichtbruin. Ze heeft vijf tot tien zeer korte, deels vertakte zijassen en priemvormige, zwak geoorde schutbladen, die merendeels vrij ver buiten de bloeiwijze uitsteken. De aren zijn eivormig, met onderaan vrouwelijke, tweestempelige bloemen en aan de top mannelijke bloemen. De rijpe urntjes staan wijd uit; ze zijn platbol, eirond, vijf tot zes millimeter lang, glanzend lichtgroen tot lichtbruin, wat leerachtig, op de rug niet diep gegroefd, doorgaans aan beide kanten generfd, en toegespitst in een kort tweetandige snavel.
Valse voszegge komt voor in West-, Zuid- en Midden-Europa, Zuidwest-Azië en het Atlasgebied. In Nederland is zij vrij algemeen, behalve in de pleistocene streken in de oostelijke helft van het land, waar zij zeldzaam is en op aanzienlijke oppervlakten ontbreekt.
Valse voszegge groeit op voedselrijkere plaatsen dan de meeste andere Zeggen en heeft een uitgesproken voorkeur voor klei, al groeit zij ook op natte, voedsel- en basenrijke zand-, leem- en veengronden. Zij mijdt sterk zure gronden en verdraagt meer zout dan de overige inheemse Zeggen, met uitzondering van Zilte zegge en Kwelderzegge. In zwak tot matig brak gebied is zij een gewonere verschijning dan in volledig zoete omgevingen. Haar tolerantie voor bemesting is aanzienlijk. Tegen beweiding is zij vrij goed bestand, wat mede te danken is aan haar vermogen om in de zomer door te gaan met de vorming van nieuwe bloeistengels, een verschil met de nauw verwante Voszegge. Zij groeit met name in 's winters onder water staand weiland dat niet te zwaar begraasd wordt en een sterk reliëf met trapgaten en een 'pollige' begroeiing vertoont. Verder is zij vooral te vinden in overgangen van weide- naar oever- of ruigtevegetaties. Ook komt zij wel voor in grasvegetaties die niet beweid maar alleen gemaaid worden, onder meer in dijk- en wegbermen, waar zij profiteert van bodemverdichting en het openrijden van de grond door maaimachines. Aan waterkanten treedt zij voornamelijk daar op waar de begroeiing regelmatig verwijderd wordt; veelal overleven haar ondergrondse delen een dergelijke onderhoudsbeurt, en blijft deze uit, dan wordt zij gemakkelijk door robuustere oevergewassen verdrongen. In uiteenlopende omgevingen treedt zij vaak samen op met Krulzuring (Rumex crispus), Grote weegbree (Plantago major), Riet- en Roodzwenkgras (Festuca arundinacea en rubra) en bodembedekkers zoals Fioringras (Agrostis stolonifera), Ruw beemdgras (Poa trivialis), Zilverschoon (Potentilla anserina) en Witte klaver (Trifolium repens). Overigens varieert het begeleidende sortiment nogal. Aan slootkanten en in nat weiland in zoet milieu komt zij samen met onder meer Ruige zegge en Geknikte vossestaart (Alopecurus geniculatus) voor. Soortenrijkere en meer bijzondere begroeiingen met Valse voszegge zijn te vinden in moerassen op voedsel- en vooral basenrijke, maar onbemeste, eventueel iets brakke kleigrond: langs kreken, in boezemlanden en kleiputten. Hier wordt zij vergezeld door ijl groeiend Riet (Phragmites australis), Oeverzegge, Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), Rietorchis (Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa), Addertong (Ophioglossum vulgatum), Gevleugeld hertshooi (Hypericum quadrangulum) en Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata). Vergelijkbare vegetaties zijn ook wel op kalkrijk zand aan te treffen, met name in natte duinvalleien. Hier staat Valse voszegge dikwijls in de grenszone tussen paden en ruigten. Soms groeit zij in halfschaduw, bijvoorbeeld in struweel in tichelgaten, langs drassige bospaden en aan beschaduwde slootkanten.
In brak grasland komt Valse voszegge samen voor met matig tot licht zouttolerante soorten als Zilte rus (Juncus gerardi), Melkkruid (Glaux maritima), Moeras- en Schorrezoutgras (Triglochin palustris en maritima), Zulte (Aster tripolium), Zilte zegge, Aardbeiklaver (Trifolium fragiferum) en Slanke waterbies. Dergelijke groeiplaatsen van Valse voszegge zijn vooral te vinden in inlagen en in weilanden met zoute kwel of zoutveen in de ondergrond, ook wel in pas van de zee afgesnoerde strandvlakten. Onderzoek aan zaadresten in bodemmonsters uit het midden van Noord-Holland heeft aangetoond dat een dergelijk graslandtype hier pas omstreeks de 9de of 10de eeuw is verschenen, dat wil zeggen na ontginning van het hier gevormde hoogveen.
In terreinen die nog door onverdund zeewater kunnen worden bereikt, al is het alleen bij stormvloed, weet Valse voszegge zich slechts bij uitzondering te vestigen. Wel staat zij veel aan de bovenrand van schorren en aan de voet van dijken langs brakke tot zilte riviermondingen. Na de afsluiting van de Zuiderzee vestigde zij zich als een van de eerste Zeggen op de ontziltende waarden aan de Friese westkust.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Valse voszegge groeit in de oeverzone van allerlei sloottypes, greppels, rivieren, kanalen en plassen, en in vochtige wegbermen en periodiek overstroomde grazige duinvalleien. De soort verkiest zware gronden (klei). Ze treedt nooit vegetatievormend op, maar groeit bijna steeds in geïsoleerde pollen die kunnen uitgroeien tot zeer forse planten.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.