Voszegge is een middelhoge tot hoge, robuuste plant die in dichte pollen groeit en iets eerder bloeit dan de Valse voszegge. De plant heeft zwartbruine scheden, scherp driehoekige stengels, en een breedbladige bladschede met een driehoekig tongetje. De compacte bloeiwijze is vosbruin en piramidevormig, met vijf tot tien korte zijassen en borstelvormige schutbladen. De urntjes zijn platbol, eirond, glanzend bruin, en hebben een kort tweetandige snavel.
Voszegge groeit voornamelijk aan waterkanten, in moerassen en drassige gebieden met kalkarme rivierklei, vaak met sterke waterstandswisselingen. Ze gedijt goed op plekken buiten het bereik van vee en kan zich handhaven in jaarlijks gemaaid terrein. De plant komt voor in Oost-Europa en West- en Centraal-Azië, maar is zeldzaam in Midden- en West-Europa.
Voszegge is een soort van de gematigde delen van Europa en Midden-Azië. In België is het een typische begeleider van de grotere rivieren. Eigenaardig genoeg zijn er geen recente vindplaatsen meer langs de Maas, terwijl in de vorige karteerperiode ongeveer elk uurhok van de Grensmaas aangekruist was.
In Vlaanderen is voszegge zeer zeldzaam. De soort komt (of kwam) vooral voor in de valleien van Schelde, Leie, Dender, Demer en Maas. Voszegge gaat achteruit. Die achteruitgang valt het meest op in de Maasvallei. De algemene grondwater- daling binnen de winterbedding van de Maas is de oorzaak van de lokale achteruitgang van de soort langs de Grensmaas. Voszegge kan worden verward met valse voszegge, zowel qua algemeen aspect als qua standplaats. Bij het gebruik van een combinatie van kenmerken (kleur bloeiwijze en afgestorven bladscheden, lengte schutblad, ruwheid halm, generfdheid urntjes), is de determinatie echter zelden twijfelachtig.
Voszegge is een middelhoge tot hoge, robuuste, glanzend diepgroene plant die in meestal dichte pollen groeit en iets eerder in bloei komt dan de veel gewonere Valse voszegge. De onderste scheden zijn zwartbruin en verweren tot een paardehaarachtige vezelmassa. De stengels zijn tot meer dan een halve centimeter breed, zeer scherp driehoekig met gevleugelde ribben en holle zijden. De voorzijde van de bladschede is zwak dwarsgerimpeld. De door het tongetje gemarkeerde grens tussen bladschede en -schijf heeft de vorm van een driehoek die breder dan hoog is. De vliezige, opstaande rand van het tongetje reikt aan weerszijden tot buiten de rand van de bladschijf. Deze is meestal meer dan zeven millimeter breed. De bloeiwijze is compact, piramidevormig en vosbruin (donkerder en warmer van kleur dan bij Valse voszegge). Ze heeft vijf tot tien zeer korte, deels vertakte zijassen en zeer korte, borstelvormige, aan de voet verbrede en geoorde schutbladen, die doorgaans tussen de aren verborgen zijn; soms steekt het onderste iets buiten de bloeiwijze uit. De aren zijn eivormig, met onderaan vrouwelijke, tweestempelige bloemen en aan de top mannelijke bloemen. De urntjes zijn platbol, eirond, ongeveer vier millimeter lang, glanzend bruin (zonder groene tint), wat leerachtig, op de rug generfd, en aan de top versmald in een zeer kort tweetandige, op de rug diep gegroefde snavel. De rijpe urntjes staan schuin omhoog en vallen spoedig af.
Voszegge heeft haar hoofdverspreiding in Oost-Europa en West- en Centraal-Azië; in Midden- en West-Europa is zij zeldzamer dan Valse voszegge en grotendeels tot rivierdalen beperkt. In Nederland komt zij zeldzaam voor langs de rivieren, voornamelijk langs Maas en Roer en langs de Oude IJssel met het naburige deel van de Gelderse IJssel (grenzend aan de Liemers). Verder is zij op enkele verspreide plaatsen gevonden, recent onder meer op een ijsbaantje in Zuidoost-Drenthe.
Voszegge groeit aan waterkanten, in moerassen en in drassig hooiland op veelal kalkarme rivierklei, vaak op plaatsen met sterke waterstandswisselingen. Zij komt zowel binnen- als buitendijks voor, langs oude, al dan niet volledig afgesneden rivierarmen, en ook langs sloten en weteringen in komkleigebieden. 's Winters staan de groeiplaatsen vaak plas-dras of onder water; 's zomers kan het grondwater vrij diep wegzakken. Beweiding lijkt door Voszegge slechts in beperkte mate te worden verdragen. Het best gedijt zij aan oevers buiten het bereik van vee. In jaarlijks gemaaid terrein handhaaft zij zich lange tijd, ook in verschralende omgeving, al bereiken haar pollen in hooiland niet de grootste vitaliteit. Gewoonlijk wordt zij vergezeld door een mengsel van oeverplanten, planten van nat grasland en planten van terreinen met sterk wisselende waterstand. Zo zijn in haar gezelschap onder meer aan te treffen: Rietgras (Phalaris arundinacea), Gele lis (Iris pseudacorus), Scherpe zegge, Blaaszegge, Moerasbeemdgras (Poa palustris), Moeraswalstro (Galium palustre), Moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis palustris), Dotterbloem (Caltha palustris), Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), Ruwe smele (Deschampsia cespitosa), Veenwortel (Polygonum amphibium), Penningkruid (Lysimachia nummularia) en Kruipende boterbloem (Ranunculus repens).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Net zoals valse voszegge is voszegge een soort van standplaatsen met sterk wisselende grondwaterstanden. Voszegge gedijt echter niet goed onder begrazing. Meestal staat de soort in natte ruigten, vaak in de nabijheid van grote rivieren, zowel binnen- als buitendijks. In tegenstelling tot valse vos- zegge zijn de begeleidende soorten zelden soorten van het zilverschoonverbond, zoals zilverschoon, krulzuring, zeegroene rus, fioringras, geknikte vossenstaart en dergelijke, maar eerder soorten van natte ruigten of rietland. Behalve langs rivieren zijn ook vindplaatsen bekend van een elzenbosje in de Duinen (Koksijde, begin 20ste eeuw) en van oevers van vijvers, kanalen, poelen en beken.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.