Moeraswalstro is een voorzomer- en zomerbloeier met variërende hoogte en vorm. De plant voelt ruw aan door stekelhaartjes, maar klit minder dan Ruw walstro. De bladkransen hebben meestal vier, vaak verschillende bladeren met stompe uiteinden. In dichte vegetaties vormt de plant lange, ijle bloeiwijzen, terwijl in lage begroeiingen de bouw compacter is. Meestal ontwikkelt zich per bloem slechts één dopvrucht. Moeraswalstro groeit op natte, nooit uitdrogende standplaatsen.
Het areaal van moeraswalstro omvat de gematigde en koude streken van het noordelijke halfrond. De soort is verspreid over heel Europa. In België is ze zowat overal verspreid, met een frequentie die wisselt van algemeen tot vrij zeldzaam.
In Vlaanderen is moeraswalstro globaal een zeer algemene soort die echter vooral in de Leemstreek iets minder algemeen is. Moeraswalstro is een van de beter standhoudende moerassoorten, ook bij gewijzigde omstandigheden. Toch is er een negatieve trend waarneembaar.
Moeraswalstro is een voorzomer- en zomerbloeier van sterk afwisselende hoogte en habitus. De plant voelt door stekelhaartjes ruw aan, maar klit veel minder dan Ruw walstro. De bladkransen bestaan in de regel uit vier bladeren, die dikwijls nogal in grootte verschillen. Wat de bladeren betreft, verschilt Moeraswalstro van de meeste andere inheemse Walstro's door de gewoonlijk stompe bladtop. In dichte vegetaties vormt het ijle, gerekte bloeiwijzen met wijd uitstaande zijassen, waarmee het dikwijls op andere gewassen steunt. In lage begroeiingen heeft de plant een veel gedrongener bouw. Vaak komt per bloem maar één dopvrucht tot ontwikkeling.
Moeraswalstro komt voor in bijna heel Europa, oostwaarts tot in Centraal-Azië, voorts in het Atlasgebied, oostelijk Noord-Amerika en na invoering ook in Nieuw-Zeeland. In bijna heel Nederland is het algemeen; alleen op de Midden-Veluwe en in sommige zeekleigebieden komt het minder voor. Dikwijls worden twee ondersoorten onderscheiden: subsp. elongatum met vrij forse, hoog klimmende stengels en bladeren van gemiddeld twee centimeter lang; en subsp. palustre met vrij tengere, liggende of opstijgende stengels en bladeren van ongeveer een centimeter lang. Het onderscheid is allesbehalve scherp, en de habitus van de plant wordt in hoge mate door de standplaats beïnvloed.
Moeraswalstro is een plant met gering concurrentievermogen, die op natte, nooit uitdrogende standplaatsen op vrijwel alle grondsoorten voorkomt en die zowel in matig voedselarm als in zeer voedselrijk milieu kan groeien. Ook in zwak brak water komt het voor. Sterk zuur water wordt gemeden. Over het algemeen handhaaft deze ijle plant zich beter tussen hoge grasachtige planten dan in vegetaties die door tweezaadlobbigen worden beheerst. Zo komt Moeraswalstro voor in begroeiingen van Riet (Phragmites australis), Liesgras (Glyceria maxima), allerlei forse Zeggen (Carex spp.), Pitrus (Juncus effusus), Veldrus (J. acutiflorus), Bosbies (Scirpus sylvaticus), Heen (S. maritimus), enzovoort - kortom, zeer uiteenlopende moeras- en oevervegetaties. Ook op drijftillen is het meestal wel aan te treffen. In veenmosrietland staat het alleen in jonge ontwikkelingsstadia. Het groeit ook in allerlei natte graslanden en in duinvalleien, vooral als deze 's winters onder water staan. Schaars begroeide greppelkanten worden soms door de tengere planten met een witte sluier bekleed. In bronbeekjes komt het eveneens geregeld voor; in enkele Veluwse sprengen wordt het opvallend fors en neemt het hier en daar een overheersende plaats in. Voor bemesting is Moeraswalstro minder gevoelig dan andere overblijvende Galium-soorten; ook op tamelijk stikstofrijke oevers van weilandsloten is het nog dikwijls aan te treffen. Moeraswalstro is verder in diverse typen pioniersbegroeiingen te vinden, speciaal op plaatsen met een sterk wisselende waterstand: in afgravingen en op ijsbaantjes, langs niet te voedselarme vennen, langs drassige paden en wagensporen en op natte kapvlakten. Behalve in het volle licht kan het ook in de schaduw groeien, vooral in Elzen- en Wilgenbossen in oude beek- en rivierarmen. Ook op schaduwrijke oevers van bosbeken komt het dikwijls voor, vaak echter zonder tot bloei te komen. In grienden en rietlanden die onder invloed van de getijdenbeweging staan, ontbreekt het. Planten die dikwijls samen met Moeraswalstro voorkomen, zijn onder meer Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Blauw glidkruid (Scutellaria galericulata), Moerasrolklaver (Lotus uliginosus), Watermunt (Mentha aquatica), Moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis palustris), Mannagras (Glyceria fluitans); in open en/of minder voedselrijk milieu ook Zomprus (Juncus articulatus), Egelboterbloem (Ranunculus flammula), Schildereprijs (Veronica scutellata) en Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Moeraswalstro is een soort van slootranden, natte graslanden en natte ruigten, op zowat elk bodemtype. Ze komt voor op zwak zure tot basische en voedselarme tot zeer voedselrijke bodems. Alleen bij te sterke verruiging wordt moeraswalstro verdrongen door hoog opschietende, stikstofminnende soorten.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.