De Reukeloze kamille is een lage plant, die van de voorzomer tot de herfst en soms tot in de winter bloeiend te vinden is. De geur is vrij zwak en weinig uitgesproken. De gewoonlijk met merg gevulde bloembodem is halfbolvormig. De witte straalbloemen blijven gewoonlijk langer horizontaal staan en hun lengte is vaak ook wat groter dan bij Echte kamille. Zowel de kustvorm als de binnenlandse vorm komen voor op vochthoudende, humeuze, voedselrijke, ammoniakhoudende grond.
Reukeloze kamille is een soort met een circumpolaire verspreiding, die vrijwel geheel beperkt is tot het noordelijk halfrond. De verspreiding in Europa komt in grote lijnen overeen met die van schijfkamille, met als belangrijkste verschil dat ze iets verder naar het zuiden doordringt, nl. tot in Noord-Spanje en Noord-Italië en een groot gedeelte van de Balkan (tot Bulgarije). Ook in het hoge Noorden ontbreekt de soort niet. In Wallonië is ze in grote lijnen net zo algemeen verspreid als in Vlaanderen.
In Vlaanderen is reukeloze kamille een uiterst algemeen verspreide soort. Op uurhokniveau zijn vanaf 1971 de meeste resterende witte vlekken weggewerkt, maar het aantal bezette kilometerhokken in die voormalige 'lege' regio's is in de periode vanaf 1972 al bij al beperkt gebleven. Dat wijst erop dat reukeloze kamille er werkelijk wat minder algemeen is. Elders moet het aantal bezette kilometerhokken per uurhok gevoelig zijn toegenomen. Dat floristen de soort vlotter dan voorheen onderscheiden van echte kamille kan daarmee te maken hebben.
Anders dan in de Atlas (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1972) zijn hier geen aparte kaartjes gemaakt voor de twee ondersoorten van reukeloze kamille. Het onderscheid is dikwijls niet gemakkelijk en sommige auteurs betwijfelen de waarde van de twee taxa. Vermoedelijk wordt te vaak op geografische of ecologische, eerder dan morfologische gronden 'gedetermineerd' en dergelijke gegevens maken het alleen maar moeilijker om de verspreiding van de twee taxa te evalueren.
De Reukeloze kamille is een lage tot middelhoge, soms hoog opschietende, kortlevend-overblijvende plant, die van de voorzomer tot de herfst en soms tot in de winter bloeiend te vinden is. De geur is vrij zwak en weinig uitgesproken. De bladeren hebben vrijwel rolronde, draadvormige slippen. De gewoonlijk met merg gevulde bloembodem is halfbolvormig of in elk geval niet meer hoog dan breed en verlengt zich niet. De witte straalbloemen blijven gewoonlijk langer horizontaal staan en hun lengte is vaak ook wat groter dan bij Echte kamille; het al of niet terugslaan van de straalbloemen vormt echter geen betrouwbaar verschilkenmerk. Met een breedte van dikwijls drie à vier centimeter doen de hoofdjes nogal aan Margrieten denken. De rand van de omwindselbladen is grotendeels vliezig en bleekbruin getint. Kenmerkend ten opzichte van andere Kamillen is de bouw van de nootjes. Deze is op doorsnede afgeplat driehoekig met een brede, bolle buitenzijde en twee smalle, holle kanten aan de binnenzijde. De drie vlakken worden begrensd door drie forse ribben. Aan de buitenzijde vertoont het nootje vlak onder de top twee ovale tot omgekeerd-traanvormige, soms langwerpige olieklieren. Het geheel wordt bekroond door de pappus, die zich als een gegolfd richeltje ontwikkelt.
Reukeloze kamille komt voor in koude en gematigde streken van het noordelijk halfrond. Archeologische gegevens doen vermoeden dat zij in Nederland al voor het begin van de landbouw aanwezig was. Dit zou erop wijzen dat zij zich hier niet als cultuurvolger maar als bestanddeel van de natuurlijke vegetatie heeft gevestigd. Tegenwoordig is zij in bijna het hele land algemeen; evenals andere Matricaria-soorten lijkt zij zich in de loop van de 20ste eeuw te hebben uitgebreid.
Reukeloze kamille vertoont van de in onze streken voorkomende Kamillen en Schubkamillen zowel de grootste vormenrijkdom als de grootste oecologische veelzijdigheid. Voor een deel hangen beide met elkaar samen. Als stamvorm geldt de betrekkelijk lage, vaak overblijvende, aan de zeekust optredende vorm met een meerkoppige wortelstok, opstijgende stengels en ietwat vlezige bladeren met slippen van ongeveer een millimeter breed. Dergelijke planten komen voor tussen de stenen van zeedijken en op vloedmerkgordels, met name als het aanspoelsel overwegend uit stro van Engels slijkgras (Spartina townsendii) of andere grassen bestaat. Aan de zeekust wordt Reukeloze kamille vaak vergezeld door Melden (Atriplex spp.) en Strandkweek (Elymus athericus). Vaak zijn in het kustgebied overgangen te vinden tussen de kustvorm en de binnenlandse vorm van ruderale standplaatsen: beide kruisen vrijelijk met elkaar en dit is de reden waarom ze in Nederlandse Flora's niet, zoals in omringende landen gebruikelijk is, als afzonderlijke soorten worden opgevat. Buiten de onmiddellijke invloed van de zee komt Reukeloze kamille voor in een veelal hoger wordende, rechtopstaande, meestal eenjarige vorm met dunne bladslippen, die nauwelijks een halve millimeter breed worden. Deze binnenlandse vorm komt evenals trouwens de kustvorm - voor op vochthoudende, humeuze, voedselrijke, neutraal tot basisch reagerende en vaak ammoniakhoudende grond, meer op klei en zand dan op veen. Langs de rivieren heeft zij min of meer natuurlijke standplaatsen. Kleine exemplaren zijn verspreid op drooggevallen rivieroevers en bodems van oude rivierarmen en uiterwaardplassen te vinden, samen met onder meer Rode ganzenvoet (Chenopodium rubrum). In het zoetwatergetijdengebied staat de plant op kale oevers van geulen, ook op plekken die dagelijks onder water komen. Veel weliger ontwikkelt Reukeloze kamille zich hoger in de zonering, in ruigten op aanspoelselgordels, samen met planten als Zwart tandzaad en Zwarte mosterd (Brassica nigra). Sterk door de mens bepaalde standplaatsen heeft de plant bijvoorbeeld op persvoerbulten, in akkers op klei of op zwaar bemeste grond, op dijktaluds en basaltglooiingen, in omgewerkte bermen, samen met bijvoorbeeld Uitstaande melde (Atriplex patula), diverse Ganzenvoeten (Chenopodium spp.), Klein kruiskruid en Zwarte nachtschade (Solanum nigrum). Ook kan zij deel uitmaken van de pioniervegetatie op opgespoten zandvlakten, drooggevallen zandplaten en ingedijkte schorren ; hier zijn tussenvormen tussen de kustvorm en de binnenlandse vorm te verwachten.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Geregeld kunnen reukeloze en echte kamille samen worden aangetroffen in en langs bouwland, maar de eerste soort is in de regel toch meer een soort van ruderale milieus. De zouttolerante planten langs de kust zijn vooral te vinden in vloedmerkgordels, tussen stenen en in bermen. In het binnenland komt reukeloze kamille als pionier van eerder vochtige, zeer voedselrijke bodems onder meer voor in aanspoelselruigten langs kanalen en rivieren, in jonge vegetaties op omgewoelde terreinen of opgespoten terreinen, in ruderale resthoekjes of op afbraakterreinen in stedelijke gebieden, in bermen, hakvruchtakkers enz.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.