Ruige weegbree is een laag tot middelhoge, sterk behaarde, overblijvende plant met een penwortel en één bladrozet. De bladeren zijn langwerpig-omgekeerd-eirond en plat tegen de grond gedrukt. De bloemen geuren naar vanille en worden door stuifmeelverzamelende insecten bezocht. De vrucht bevat twee tot vijf zaden, en de plant gedijt op zonnige, matig droge bodems.
De soort heeft een Eurosiberisch areaal. In Noord-Amerika is ze ingeburgerd. In Europa komt ze overal voor, maar is zeer zeldzaam in Noord-Scandinavië en in het westen van het Iberisch Schiereiland. In België is ze algemeen in het Maasdistrict en in Lotharingen, zeldzaam in het Brabants district.
In Vlaanderen is ruige weegbree vrij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen langs de Grensmaas, in Zuid-Limburg en in de omgeving van Brussel. Daarbuiten is de soort zeer zeldzaam en betreft het meestal geïsoleerde vondsten. Mogelijk zijn sommige van de opgaven foutief wegens verwarring met grote weegbree.
Ruige weegbree is een lage tot middelhoge, vrij sterk behaarde, overblijvende voorzomer- en zomerbloeier met een penwortel en meestal maar één bladrozet. In habitus lijkt zij het meest op Grote weegbree, maar zij is een veel voornamere verschijning. Van de inheemse Weegbreeën heeft deze soort de vlakste rozetten, althans als zij in een lage vegetatie groeit; de bladeren zijn dan plat tegen de grond gedrukt. Ze zijn langwerpig-omgekeerd-eirond, gaafrandig of zwak getand en naar de voet in een heel korte steel versmald. Tussen hogere begroeiing nemen ze een meer opgerichte stand in en vormen een langere bladsteel. De aren worden, ook in de vruchttijd, zelden langer dan een decimeter. De kroonslippen zijn wit. De wijd buiten de aar uitstekende helmdraden vallen op door hun fraaie, paarsachtig roze kleur; de helmknoppen zijn krijtwit tot lila. De bloemen geuren naar vanille en worden meer dan bij andere Weegbreeën door stuifmeel verzamelende insecten bezocht. De vrucht bevat twee tot vijf zaden.
Het gesloten areaal van Ruige weegbree omvat een groot deel van Europa en strekt zich oostwaarts tot Midden-Siberië uit; verder is de plant hier en daar in Oost-Azië, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland ingevoerd. In Nederland is zij vrij algemeen in Zuid-Limburg en langs de grote rivieren, ook langs kleinere rivieren in Utrecht en plaatselijk in het Deltagebied; elders komt zij sporadisch voor en als adventiefplant.
Ruige weegbree is een plant van zonnige, matig droge, grazige plaatsen op kalkrijke bodem: krijt, löss, rivierzand en zandige klei. Vaak groeit zij op hellingen, zoals in krijthellinggrasland, in rivierdijkbermen, op rivierduintjes en op zandige ruggen in uiterwaarden.
Over het algemeen houdt zij in matig begraasd terrein beter stand dan tussen hoog gras, dat alleen gemaaid of aan zijn lot overgelaten wordt. Bij zware bemesting wordt zij verdrongen, al houdt zij langer stand dan veel andere kenmerkende planten van bloemrijke, matig droge graslanden. Vooral door gewoel van zoogdieren krijgt zij de open plekjes, waar zij zich kan ontplooien, bijvoorbeeld op molshopen. Verder is voor haar kieming een redelijk vochtvasthoudend vermogen van de grond nodig, ofwel een bodem die tijdelijk, met name in de lente, onder invloed van het grondwater staat, zoals in de rivierdalen. Anderzijds mijdt Ruige weegbree blijvend vochtige standplaatsen. Betreding en in het algemeen bodemverdichting doen haar wortelgroei sterk afnemen. Bij de betrekkelijk matige voedselrijkdom van haar standplaatsen leidt een te weinig ontwikkeld wortelstelsel al gauw tot verdwijning.
Planten waarmee Ruige weegbree vaak samen voorkomt, zijn onder meer Goudhaver (Trisetum flavescens), Kattendoorn (Ononis spinosa), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor) en Ruige leeuwentand (Leontodon hispidus).
Op Ruige weegbree leven voornamelijk insecten die ook, en vaker, op Smalle weegbree voorkomen. Alleen de bloeiwijzen trekken een gevarieerder publiek van bloembezoekers, zoals hommels en andere bijen, zweefvliegen en andere vliegen, kevers en oermotten (Micropterix spp.). Opmerkelijk genoeg kunnen de zweefvliegen die op Smalle weegbree actief zijn (Melanostoma en Platycheirus spp.), met Ruige weegbree blijkbaar niet uit de voeten.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Ruige weegbree groeit in graslanden op vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, basische bodems op zonnige locaties. De soort wordt gevonden in dijkgraslanden langs de Maas, op krijthellingen en in wegbermen. Begraasde graslanden genieten de voorkeur boven gemaaide.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.