GG

Gemiddelde Grondwaterstand (in cm onder maaiveld).

Frequent

Wordt gebruikt voor soorten die in grote aantallen voorkomen, maar die niet significant bedekkend zijn (bedekking <5% van het oppervlak) (zie ook abundant en occasioneel).

Dystroof

Oppervlaktewater dat rijk is aan humuszuren en normaal gesproken voedselarm is.

Coastal squeezing

Het smaller worden van de contactzone tussen zee en land door de harde begrenzing en de inpolderingen enerzijds en de stijgende zeespiegel anderzijds.

Atmotroof

Atmotroof water is regenwater of water waarvan de samenstelling op natuurlijk regenwater lijkt, arm aan voedingsstoffen en licht zuur door het opgeloste koolzuurgas.

Arrhenotokie

Vorm van voortplanting waarbij vrouwtjes uit bevruchte, mannetjes uit onbevruchte eieren ontstaan. Komt bijv oorbeeld voor bij bijen, wespen en mieren.

Caudaal

De caudale zijde is de achterkant van een organisme

Brachypteer

Bij sommige insectensoorten komen lang- en kortgevleugelde vormen voor, vooral gekend van sprinkhanen. Brachiptere zijn de kortgevleugelde, macroptere de langgevleugelde.

Bodemval

Een bodemval is een ingegraven potje waarvan de rand gelijk ligt met het bodemoppervlak en waar ingevallen insecten niet meer uit kunnen klimmen. Meestal wordt er een vloeistof in gegoten om ontsnappen door springen of vliegen, beschadiging en onderling opeten te voorkomen. De vloeistof is iets wat conserveert zoals alcohol of formaldehyde en soms een detergent om de dieren sneller te laten zinken. Meestal wordt er ook een soort dakje over gezet.

Bivoltien

Een soort die twee generaties per jaar produceert is bivoltien.