Geelgroene zegge is een lage, grasgroene plant die laat in de bloei geelgroen wordt. Ze groeit in dichte pollen met stevige, stomp driekantige stengels en heeft een korte wortelstok. De bloeiwijze bestaat uit een mannelijke topaar en twee tot vier rechtopstaande, eivormige vrouwelijke aren. De urntjes zijn driekantig-omgekeerd-eivormig, eerst grasgroen en later geel. Geelgroene zegge komt voor in West- en Midden-Europa, op IJsland en in oostelijk Noord-Amerika, maar is in Nederland vrij zeldzaam. Ze groeit op natte, zonnige tot licht beschaduwde plekken met matig tot zwak zure, voedselrijke grond. Ze wordt vaak aangetroffen op open plekken door betreding of maaien en komt voor langs drassige paden en greppels.
Het areaal van geelgroene zegge omvat de Britse Eilanden, West- en Midden-Europa en reikt in het oosten tot de Baltische Golf. In Scandinavië is de soort beperkt tot Zuid-Zweden en de kustgebieden van Noorwegen. Verder wordt deze zegge gevonden op IJsland en in oostelijk Noord-Amerika. Geelgroene zegge is nergens in België algemeen, maar is algemeen genomen wel wat talrijker ten zuiden van Samber en Maas. In Vlaanderen liggen de vindplaatsen vooral geconcentreerd in de Kempen en de Zandstreek ten zuiden van Brugge. In de Polders en de Duinen ontbreekt ze helemaal.
In Vlaanderen is geelgroene zegge vrij zeldzaam. Op veel voormalige groeiplaatsen is de soort verdwenen, maar elders zijn er nieuwe genoteerd. Het aantal nieuwe vondsten overtreft de verliezen sterk, zodat er nu een duidelijke toename waarneembaar is. Het is opvallend dat heel wat nieuwe vindplaatsen bui- ten de traditionele gebieden (de Kempen en het Brugse Hout- land), liggen. Dat laat vermoeden dat het waarschijnlijk niet om een uitbreiding van de soort gaat, maar eerder om een gevolg van nieuwe taxonomische inzichten.
Geelgroene zegge is een meestal lage, grasgroene plant die pas laat in de bloei geelgroen wordt. Ze groeit in dichte pollen met een korte wortelstok en heeft vaak talrijke stevige, stomp driekantige stengels die niet veel boven de bladeren uitsteken. De onderste scheden zijn strokleurig tot beige en vezelig. De bladschijf is gekield. De bloeiwijze bestaat uit een meestal duidelijk gesteelde, maar soms bijna zittende mannelijke topaar (met een steel tot twee centimeter lang) en twee tot vier rechtopstaande, eivormige, dichtbloemige vrouwelijke aren met driestempelige bloemen. De vrouwelijke aren zitten vaak dicht opeen, maar een deel van de halmen in een pol kan een vrouwelijke aar dragen die ver van de overige is verwijderd.
De schutbladen zijn bladachtig, reiken voorbij de top van de bloeiwijze, en staan vaak haaks af of zijn teruggeslagen. Ze hebben een korte schede met een korte antiligula. Het schutblad van een 'afgezakte' onderste aar staat rechtop en heeft een langere schede, waarbij de aarsteel vaak iets uitsteekt. De urntjes zijn driekantig-omgekeerd-eivormig, drie à vier millimeter lang, eerst grasgroen en bij rijpheid gelig. Ze staan vrijwel haaks af, zijn zwak eenzijdig opgebold, en hebben een rechte, iets scheef staande maar niet omlaag wijzende, tweetandige snavel die korter is dan de rest van het urntje.
Geelgroene zegge komt voor in West- en Midden-Europa, op IJsland en in oostelijk Noord-Amerika, mogelijk ook op het zuidelijk halfrond. In Nederland is ze vrij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen in oostelijk Friesland, Noord-Drenthe en het grensgebied van Holland en Utrecht, en zeer zeldzaam in het kustgebied. Tussenvormen tussen Geelgroene zegge en Dwergzegge, die deels goed vrucht zetten, worden vaak als ondersoorten van één soort beschouwd.
Geelgroene zegge groeit op natte, ook in de zomer vochtig blijvende, laag en niet te dicht begroeide, zonnige tot licht beschaduwde plekken op matig tot zwak zure, tamelijk voedselrijke, matig basenrijke, kalkarme tot kalkloze, humeuze tot venige grond. Ze komt voor op leem, zand en veen, soms op rivierklei of löss. Ze verdraagt lichte beweiding en bemesting. Gewoonlijk groeit ze op plekken waar het water 's winters tot aan of vlak boven de oppervlakte staat, maar niet op diep overstroomde plaatsen. Het water is deels van regenwater, deels van grond- of oppervlaktewater afkomstig. Geelgroene zegge is zoutmijdend en wordt sporadisch aangetroffen in brakwatervenen en duinvalleien, waarschijnlijk vanwege het kalkrijke of zure substraat. Ze verschijnt vaak op open plekken door betreding, maaien, graafwerk en kappen, en groeit langs drassige paden, pas gegraven greppels en sloten, zowel in grasland- als bosgebieden. In blauwgraslanden en schrale beekdalhooilanden komt ze regelmatig voor, evenals in veentjes in sommige brongebieden. Als weideplant komt ze voor in beekdalen, laagveenstreken, en vroongronden in het Deltagebied, maar is zelden in verlandingsvegetaties te vinden. Planten die vaak samen met Geelgroene zegge voorkomen zijn Blauwe zegge, Sterzegge, Biezeknoppen, Pit- en Zomprus, Gestreepte witbol, Gewoon reukgras, Waternavel, Moeraswalstro, Egelboterbloem, Moerasviooltje, Kleine valeriaan, Moerasrolklaver, Echte koekoeksbloem en Kale jonker.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Geelgroene zegge is een soort waarvan de taxonomische positie lang niet zeker is: ze wordt soms als ondersoort van dwerg- zegge beschouwd. Dat heeft zijn weerslag op het kaartbeeld. Geelgroene zegge is een zegge van open, matig voedselrijke humeuze of venige gronden. De textuur varieert van grofzandig tot zandleem. De standplaatsen zijn nat, zonder dat ze onder water komen. In de winter kan het water wel tot op het niveau van het maaiveld of juist daarboven staan. De groeiplaatsen zijn zwak zuur en kalkarm. De plant wordt gevonden in de ijle begroeiing van greppels, padranden en schrale hooilanden. Lichte betreding en plaggen bevoordelen de soort.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.