Grote keverorchis heeft twee vlezige bladeren die als een beker boven de grond verschijnen in het voorjaar. Hieruit groeit de smalle tros met groen-rode bloemen die een muskusgeur verspreiden dat o.a. sluipwespen, bladwespen en kevers aantrekt. Grote keverorchis komt voor in bijna heel Europa en delen van Azië. Haar standplaats bestaat uit veel licht en een lichtelijk vochtige bodem die eerder basenrijk tot zwak zuur is.
Grote keverorchis is hoofdzakelijk een Euraziatische soort, die ook zeer beperkt aanwezig is in Noord-Amerika. In Europa is ze in de meeste landen te vinden, hoewel ze vooral in het Middellandse- Zeegebied eerder zeldzaam is. In geheel Wallonië is ze vrij zeldzaam tot vrij algemeen, behalve in de Ardennen, waar ze slechts zelden te vinden is.
In Vlaanderen is grote keverorchis vrij algemeen. De soort wordt geregeld gevonden in alluviale bossen op rijkere bodems, wat zich weerspiegelt in een verspreiding met zwaartepunt in de Leemstreek en langs de grote rivieren. Daarnaast is de soort te vinden in kalkrijke duinpannen en op kalkhellingen nabij de Sint-Pietersberg en in de Voerstreek. Ze profiteert er van de kalk in de bodem en verkiest er duidelijk drogere standplaatsen. De soort houdt redelijk stand op de meeste groeiplaatsen maar is plaatselijk toch sterk achteruitgegaan, vooral in de Duinen. De oorzaken van de achteruitgang in de Duinen zijn urbanisatie, verdroging door waterwinning en dichtgroeien van vochtige duinvalleien met duindoorn.
Grote keverorchis is een lage of meestal middelhoge plant met twee grote, eironde, glanzige, vrij donker groene, vlezige bladeren. Deze staan bij bloeiende planten onder het midden van de stengel. Ze hebben enige naar onder uitspringende nerven, die door schuin verlopende dwarsnerfjes met elkaar verbonden worden. In het voorjaar verschijnt zo'n bladpaar met elkaar bedekkende bladranden als een beker boven de grond; bij bloeiende stengels is de jonge tros dan al onder in de beker te zien. Boven het bladpaar draagt de bloeistengel nog een of twee schutbladachtige bladeren en een rijkbloemige, smalle, staartvormige tros. De stengel(top), de as van de tros en de bloemsteeltjes dragen een klierachtige beharing. Sepalen en petalen neigen kapvormig samen en zijn groen met een roodachtig randje. De groengele lip heeft geen zijlobben en vertoont in de onderste helft een lengtegroef, waarin nectar wordt afgescheiden. Op de zuil zit een kapje, dat de helmknop gedeeltelijk overhuift.
De wat muskusachtig geurende bloemen trekken een breed spectrum aan insecten aan: een soortgelijk publiek als op Schermbloemigen afkomt. Ze vinden houvast aan de beharing. Als bestuivers komen korttongige, ongeveer een centimeter lange, relatief krachtig gebouwde insecten in aanmerking. Dit betreft in hoofdzaak sluipwespen, bladwespen en kevers; de talloze nectarlikkende vliegen dragen weinig of niet tot de bestuiving bij. Het snaveltje speelt op allerlei wijze een rol: het presenteert de los erop liggende stuifmeelklompjes, lijmt ze aan de bestuiver vast, buigt zich dan in de richting van de lip en schermt aldus de stempel af van de bezoeker. Na diens vertrek kromt het snaveltje zich in een paar uur tijd omhoog, zodat de stempel nu vrijelijk het eventuele stuifmeel van de kop van een volgende bezoeker in ontvangst kan nemen.
Grote keverorchis komt voor in bijna heel Europa en in West- en Midden-Azië. In Nederland is zij vrij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen; in poldergebieden van Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-Holland en in hooggelegen, schrale zandstreken komt zij sporadisch voor. Hoewel zij in sommige streken af- en in andere toegenomen is, vertoont haar voorkomen over het geheel genomen een minder wisselend beeld dan bij de meeste andere inheemse Orchideeën. In Zuid-Limburg is zij vermoedelijk de meest voorkomende Orchidee.
Grote keverorchis groeit vooral in niet te zware schaduw maar ook wel in het volle licht. Meestal staat zij op min of meer vochtige, soms op vrij droge, zelden op drassige plaatsen; gewoonlijk op minerale grondsoorten, zelden op veen. De grond is humeus, basenrijk, basisch tot zwak zuur, meestal min of meer voedselrijk, soms tamelijk voedselarm. In Zuid-Limburg staat Grote keverorchis nog op heel wat plaatsen in de hellingbossen, voor zover ze niet zeer donker geworden zijn. Het meest groeit zij hier op krijtverweringsgrond, verder op kalkrijke löss en dan vooral op bijeengespoeld of -geschoven bodemmateriaal. In vergelijking met andere Orchideeën van het 'middenbos' houdt zij langer stand bij toenemende beschaduwing of bemestingsinvloed, al ruimt zij tenslotte het veld voor Klimop (Hedera helix) respectievelijk Grote brandnetel (Urtica dioica). Behalve in het bos groeit zij ook wel in grasland langs bosranden, in beschaduwde bermen en soms in onbeschaduwd krijthellinggrasland.
In de pleistocene streken groeit zij vooral in soortenrijke loofbosvegetaties op keileem, potklei, schelpkalk en beekafzettingen. Het meest is zij aan te treffen in Eiken-Haagbeukenbos en Vogelkers-Essenbos, verder op relatief droge plekjes in bron- en broekbossen. Ook staat zij onder struweel in terreininsnijdingen, bijvoorbeeld spoorravijnen, waar een leemlaag aangesneden is. Voorts is zij te vinden in beekdalhooilanden en blauwgraslanden, in kanaal- en wegbermen, soms in heide op leem of op plaatsen waar kalkrijk materiaal (bijvoorbeeld schelpgruis) gedeponeerd is. Groeiplaatsen in natte bosjes of struwelen in heideachtige omgeving vormen dikwijls een overblijfsel uit soortenrijk schraal grasland. Met Kleine valeriaan (Valeriana dioica) behoort Grote keverorchis tot de planten die zich bij dichtgroeien van zulk terrein handhaven, terwijl de meeste andere opmerkelijke soorten verdwijnen. Zij markeren aldus kansrijke plekken voor herstel van vroeger schraalland. In he rivierengebied staat Grote keverorchis -- soms in zeer forse planten -- in loofbossen, hakhoutbosjes en lanen op kleiig-zandige afzettingen, meestal binnen-, een enkele maal buitendijks. Vooral is zij hier te vinden op overslaggrond: zandig, kalkrijk materiaal dat bij een dijkdoorbraak afgezet is. Ook komt zij voor in vochtige graslandvegetaties in afgravingen in zandige rivierafzettingen. In het Deltagebied en de IJsselmeerpolders is zij op diverse plaatsen in vrij jonge bosaanplantingen verschenen. Soms ook treedt zij op in grasland langs ontzilte kreken en in bermen op lichte zeeklei. In Hollandse en Utrechtse veengebieden wordt zij sporadisch in Elzenbosjes en op grazige plaatsen langs bosranden aangetroffen. Tenslotte groeit Grote keverorchis in valleien en op noordhellingen in niet te kalkarme duinen. Zij staat hier vooral in min of meer natuurlijke, vochtige loofbosjes en verder langs paden door hoog struweel, in dwergstruweel en op grazige plaatsen. Aan de binnenduinrand is zij bekend van natte Essenhakhoutbosjes met kwel vanuit de duinen. Ontwatering heeft haar zowel in de duinen als in het binnenland op tal van plaatsen doen verdwijnen. Daar staat tegenover dat onder meer door graafwerk nieuwe groeiplaatsen ontstaan zijn.
Planten die in uiteenlopende omgeving dikwijls samen met Grote keverorchis voorkomen, zijn onder meer Bosaardbei (Fragaria vesca), Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana) en Kruipend zenegroen (Ajuga reptans), maar ook Gewone brunel (Prunella vulgaris) en Addertong (Ophioglossum vulgatum) kunnen hier genoemd worden. In bossen in de zuidoostelijke helft van het land zijn in haar gezelschap nogal eens zeldzamere bosplanten aan te treffen, zoals Eenbes (Paris quadrifolia), Heelkruid (Sanicula europaea) en Boszegge (Carex sylvatica). Vaak staat zij op plekken waar geen andere Orchideeën groeien, maar zij kan ook door allerlei familieleden vergezeld worden. Zo is zij in Zuid-Limburg een vaste begeleider van verscheidene zeldzame Orchideeën. In afgravingen treedt zij samen met Rietorchis en Moeraswespenorchis op, in beekdalgraslanden met Brede orchis, in schraalland en heide met Gevlekte orchis en Welriekende nachtorchis.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Grote keverorchis groeit in loofbossen, bosranden, vochtige weiden en hellinggraslanden, zowel in (half)schaduw als in volle zon. Belangrijk daarbij is dat de bodem voldoende basenrijk is. Op zure bodems ontbreekt de soort. Eenbes begeleidt dikwijls grote keverorchis in vochtige bronbossen. In de duinen groeit grote keverochis ook in vochtige duinpannen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.