Welriekende nachtorchis bloeit in de vroege zomer en draagt haar naam omdat de bloemen voornamelijk 's nachts hun geur verspreiden. Zij komt voor in gematigde streken van Europa en delen van Azië. Alhoewel zij in diverse habitats kan groeien, prefereert zij humusrijke, vochtige standplaatsen waar de vegetatie enigszins gestabiliseerd is en de bodem zuur is.
Welriekende nachtorchis heeft een Euraziatische verspreiding die zich hoofdzakelijk concentreert in de gematigde streken. In het Middellandse-Zeegebied, evenals in het hoge Noorden, komt de soort minder frequent voor. In Wallonië, waar de soort veel minder zeldzaam is, situeren de voornaamste groeiplaatsen zich in de Famenne en in Lotharingen, waar ze dikwijls in kalkgraslanden te vinden is.
In Vlaanderen is welriekende nachtorchis uiterst zeldzaam. Haar natuurlijke verspreidingsgebied omvat de Kempen en de Leemstreek van het Brusselse tot de Voerstreek. In de negentiende eeuw was die verspreiding nog breder, met enkele geïsoleerde vindplaatsen in de omgeving van Ieper en Wetteren. Tijdens de eerste karteerperiode is op de meeste van die historische groeiplaatsen niets meer teruggevonden, maar elders, vooral in de Kempen, werden dan weer diverse nieuwe vindplaatsen ontdekt. Tijdens de tweede kartering werd de soort, ondanks de hogere inventarisatiegraad, op steeds minder groeiplaatsen gevonden. De voornaamste oorzaken van de achteruitgang van welriekende nachtorchis in Vlaanderen zijn vermesting en een gewijzigd terreinbeheer, waardoor veel van de standplaatsen niet langer geschikt zijn voor de soort.
Welriekende nachtorchis is een lage tot middelhoge, meestal slanke maar soms vrij gedrongen plant, die omstreeks het begin van de zomer bloeit. De bloemen geuren vooral 's nachts, maar ook overdag. De korte zuil draagt twee dicht bijeenstaande en vrijwel evenwijdig staande helmhokjes (de groene strook tussen beide, helmbindsel genaamd, is meer dan tweemaal zo hoog als breed). De staartjes zijn korter dan de stuifmeelklompjes.
Welriekende nachtorchis komt voor in vrijwel heel Europa (noordwaarts tot 70° N.Br.), in de gematigde zone van Azië en in het Atlasgebied. In Nederland wordt zij verspreid door een groot deel van het land aangetroffen, behalve in kleistreken en hooggelegen, droge zandgebieden. In de duinen is zij hoofdzakelijk bekend van de Waddeneilanden en noordelijk Noord-Holland. Vroeger was zij plaatselijk vrij algemeen. Tegenwoordig is zij zeldzaam; in de noordelijke helft van het land handhaaft zij zich beter dan in de zuidelijke helft. De plant is wettelijk beschermd.
Welriekende nachtorchis komt voor in een aanzienlijke verscheidenheid aan vegetatietypen, maar in het algemeen is zij karakteristiek voor humusrijke standplaatsen waar de begroeiing het pionierstadium achter de rug heeft. Hierin verschilt zij van veel andere inheemse Orchideeën, die verschijnen op plaatsen waar vegetatieontwikkeling en bodemvorming in een tamelijk pril stadium verkeren. Zij gedijt zowel in het volle licht als in halfschaduw. Meestal staat zij op vochtige tot natte en min of meer zure bodem, soms op neutrale tot zwak basische en vrij droge grond. Dit laatste is het geval in bossen en graslanden op Zuid-Limburgse krijthellingen. Hier kan zij Bergnachtorchis ontmoeten, waarmee zij bastaarden vormt. In de rest van het land is zij kenmerkend voor kalkarme tot kalkloze, zij het niet uitgesproken basenarme standplaatsen op zand, leem en veen. Meestal is een zekere invloed van het grondwater aanwezig, maar de invloed van neerslagwater overheerst. In de pleistocene streken groeit zij in vochtige heiden en schrale graslanden en bermen, vooral op leemhoudende grond. Door ontginning zijn veel van dergelijke terreinen verloren gegaan. Wel houdt Welriekende nachtorchis vaak vrij lang stand in overhoekjes temidden van cultuurland, bijvoorbeeld in spoorweg- en kanaalbermen, maar ook hier zijn in de laatste tientallen jaren nogal wat groeiplaatsen gesneuveld. Tot de meer bijzondere vegetatietypen waarin zij optreedt, behoren de randen van veentjes in brongebieden en de graslanden op hoogveenbodem (bovenveengraslanden) in Zuidoost-Drenthe. Zelden groeit zij in loof- of naaldbos. In de kalkarme duinen vanaf Bergen noordwaarts groeit Welriekende nachtorchis in vochtige, ontkalkte valleien, op sommige plaatsen in hooiland, in andere gevallen in een heidevegetatie.
In verlandingsvegetaties in laagveenstreken gedijt Welriekende nachtorchis optimaal in vrij jong, matig zuur, kruidenrijk veenmosrietland en overeenkomstige begroeiingen met Ruwe bies (Scirpus lacustris subsp. Tabernaemontani). Door verzuring worden deze riet- en biezenlanden langzamerhand kruidenarmer; ook Welriekende nachtorchis verdwijnt op den duur, hoewel zij het tamelijk lang kan volhouden. Een beheersvorm die haar blijkt te begunstigen, is het af en toe opbrengen van een dun laagje bagger (bijvoorbeeld eens per tien jaar). Hierdoor blijft een enigszins open, kruidenrijke vegetatie in stand, waarin het Riet (Phragmites australis) ongeveer anderhalve meter hoog wordt. Dergelijke begroeiingen staan tussen riet- en hooiland in; een typische hooilandplant die hier talrijk optreedt, is Smalle weegbree (Plantago lanceolata). Welriekende nachtorchis kan ook vrij talrijk optreden in hooiland (eventueel met voor- of nabeweiding) in de overgangszone tussen graslanden en verlandingsvegetaties. Op legakkers groeit zij soms in veenmosrijk grasland. Welriekende nachtorchis komt zowel voor in min of meer brakke veengebieden -- vooral in het westelijk deel van de Zaanstreek -- als in zoete laagveengebieden, zoals die van Noordwest-Overijssel. In het laatste gebied is zij ook wel in verzurend trilveen te vinden.
Het gezelschap waarin Welriekende nachtorchis optreedt, verschilt nogal per gebied. Op zandgrond komt zij samen voor met onder meer Pijpenstrootje (Molinia caerulea), Gewone dophei (Erica tetralix), Tormentil (Potentilla erecta), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica) en Gevlekte orchis. Op veen wordt zij dikwijls vergezeld door Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum), Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), Kale jonker (Cirsium palustre), Moerasrolklaver (Lotus uliginosus) en Moerasviooltje (Viola palustris). In uiteenlopende omgeving treedt soms Addertong (Ophioglossum vulgatum) samen met Welriekende nachtorchis op.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Het onderscheid tussen welriekende en bergnachtorchis werd vroeger niet gemaakt, waardoor zeker voor de oudere waarnemingen uit de Leemstreek grote voorzichtigheid geboden is. In de Flora van België (LAMBINON et al. 1998) worden twee ondersoorten onderscheiden, elk met een duidelijk verschillende biotoopvoorkeur. Op grond van die ecologische karakteristieken kunnen de meeste waarnemingen uit de Kempen met grote zekerheid gerekend worden de ondersoort bifolia. De ondersoort bifolia is in Vlaanderen een typische soort van drassige rietlanden, moerassen, trilvenen, vochtige heiden en blauwgraslanden. Ze kan ook in lichte, vochtige loofbossen voorkomen. De ondersoort latiflora komt voor op kalkrijke bodems, waar ze vergezeld kan zijn van bergnachtorchis. In dit laatste geval kunnen tevens bastaarden tussen die beide soorten ontstaan.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.