De Late guldenroede is een invasieve exoot. Het is een hoge, uitlopers vormende en in dichte haarden groeiende plant, die tegen het eind van de zomer en aan het begin van de herfst bloeit. De bladeren zijn lancetvormig met lang toegespitste top en gezaagde rand. Late guldenroede groeit in allerlei voedselrijke, niet te droge en ook niet blijvend natte plaatsen waar ooit bodemverstoring heeft plaatsgevonden. Deze overzichtelijke herkenningsfiche geeft onder andere ook verschillen met er op gelijkende soorten weer.
Late guldenroede en Canadese guldenroede kunnen uitgestrekte monotone vegetaties vormen door middel van een netwerk van wortelstokken. Bovendien produceren ze grote hoeveelheden zaad. Door deze combinatie worden ze beschouwd als de meest bedreigende invasieven voor biodiversiteit in Europa. Bestrijding kan door de planten uit te trekken (kleine groeiplaatsen) of herhaaldelijk te maaien/mulchen en inzaaien met inheemse soorten. Wanneer de omstandigheden het toelaten kan best gepoogd worden de wortelstokken te verwijderen
Late guldenroede is enkel inheems in Noord-Amerika. De soort is echter buiten haar oorspronkelijke areaal sedert lang in cultuur als sierplant en wordt reeds vrij lang verwilderd aangetroffen in grote delen van Europa.
Late guldenroede is een vrij algemene soort in Vlaanderen. Haar inburgering in Vlaanderen is nochtans een eerder recent fenomeen. Vooral op verlaten terreinen aan de rand van of in het stedelijke gebied is late guldenroede een karakteristieke soort aan het worden. Veelal slaat ze op uit weggeworpen tuinafval waarna ze zich vooral vegetatief (maar wellicht ook generatief ) vermeerdert. Op korte termijn kunnen aldus vrij grote, dichte bestanden ontstaan. In waardevolle habitats komt late guldenroede momenteel waarschijnlijk nauwelijks voor. Elders in Europa is dat wel reeds het geval. De soort vertoont er vaak sterk invasief gedrag (vnl. in Midden-Europa). De actuele verspreidingskaart voor late guldenroede vertoont zonder twijfel een vertekend beeld: de soort wordt immers nog steeds verward met Canadese guldenroede. Een aanzienlijk aantal van de kaartgegevens van deze soort behoren ongetwijfeld eveneens tot late guldenroede (zie eveneens bij Canadese guldenroede).
Actuele verspreiding: http://waarnemingen.be/species/7488/maps(opent nieuw venster)
De Late guldenroede is een hoge tot zeer hoge, uitlopers vormende en in dichte haarden groeiende plant, die tegen het eind van de zomer en aan het begin van de herfst bloeit. De bladeren zijn lancetvormig met lang toegespitste top en gezaagde rand. De breed pluimvormige bloeiwijze is min of meer naar één kant gekeerd door de kromming van de zijtakken. Ook de zeer talrijke hoofdjes richten zich naar één kant en wel naar boven. Vergeleken met Canadese guldenroede (zie hierna) vertoont deze soort een veel geringere beharing; deze is bij Late guldenroede vrijwel tot de pluim-assen beperkt. Ook heeft laatstgenoemde wat grotere hoofdjes met een drie à vier millimeter hoog omwindsel en met straalbloemen die duidelijk buiten het omwindsel uitsteken.
Late guldenroede werd vermoedelijk in de 18de eeuw uit Noord-Amerika ingevoerd en begon op beperkte schaal in de 19de eeuw, op veel ruimere schaal in de 20ste eeuw in Europa te verwilderen. Inmiddels is zij in tal van West-, Midden- en Zuid-Europese landen ingeburgerd. In Nederland begon zij zich aan het begin van deze eeuw langs de rivieren te vestigen. Inmiddels lijkt zij op grotere schaal vaste voet te hebben gekregen dan Canadese guldenroede. Tegenwoordig is zij plaatselijk vrij algemeen.
Late guldenroede groeit in ruigten aan rivieroevers en op kribben, op open plekken in bossen en grienden, op langdurig braakliggende terreinen, puinhopen, stortplaatsen, spoordijken, aan slootkanten, in kanaalbermen; kortom, op allerlei voedselrijke, niet te droge en ook niet blijvend natte plaatsen waar ooit bodemverstoring heeft plaatsgevonden. Zij verdraagt langdurige overstroming in het winterhalfjaar. In het zoetwatergetijdengebied staat zij echter alleen boven de gemiddelde hoogwaterlijn, in hoofdzaak op kribben. Op open plekken in uiterwaarden zijn kiemplanten van deze soort waargenomen. Of de plant ook in staat is door middel van zijn vruchten nieuwe populaties te stichten, is echter niet zeker. Evenmin is bekend of zij op onverstoorde bodem aanslaat. Het lijkt erop dat haar voorkomen in de meeste gevallen toch wel op door rivieren aangevoerde uitloperfragmenten, op tuinafval of op aanplanting teruggaat; nadere waarnemingen blijven gewenst.
In oecologisch opzicht kan Late guldenroede als prototype gelden van een verwilderend en inburgerend siergewas uit de Composietenfamilie. Op soortgelijke terreinen kunnen onder meer ook worden aangetroffen Stijve zonnebloem (Helianthus X laetiflorus), Aardpeer (H. tuberosus), Smalle en Kleine aster en een enkele maal Beklierde kogeldistel (Echinops sphaerocephalus).
De nauw aan Late guldenroede verwante Canadese guldenroede (S. canadénsis) onderscheidt zich hiervan door een vroegere bloei, waarvan het hoogtepunt in augustus valt, en verder door sterkere beharing en kleinere hoofdjes. De stengel is grotendeels behaard; alleen de voet wordt later kaal. De bladeren zijn zowel van boven als van onder behaard. Het omwindsel is twee tot drie millimeter hoog, en de straalbloemen steken nauwelijks buiten het omwindsel uit. Volgens opgaven uit sommige West- en Midden-Europese landen is Canadese guldenroede de meest frequent verwilderende soort uit dit geslacht, maar het is de vraag of niet vaak Late guldenroede voor Canadese is aangezien. Wat hun standplaatsen betreft, komen beide soorten grotendeels met elkaar overeen, al staat Canadese guldenroede gemiddeld op drogere plaatsen. In Nederland lijkt Canadese guldenroede in het wild zeldzamer dan Late guldenroede; kiemplanten zijn tot dusver niet gevonden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Late guldenroede wordt in Vlaanderen in een brede waaier van habitats waargenomen, weliswaar meestal op relatief tot sterk door de mens beïnvloede groeiplaatsen zoals braakliggende terreinen, weg- en spoorwegbermen en rivieroevers. Minder vaak groeit de soort op meer natuurlijke plaatsen, zoals langs bosranden en in verruigde rietlanden. Vaak zijn de groeiplaatsen minstens tijdelijk (in de winter) vochtig. Dat komt perfect overeen met haar standplaatsvereisten in het gebied van herkomst.
Late guldenroede kan uitgestrekte monotone vegetaties vormen door middel van een netwerk van wortelstokken. Bovendien produceren ze grote hoeveelheden zaad. De wortels scheiden stoffen uit die de groei en ontwikkeling van andere planten belemmerd (allelopathie). Door deze combinatie worden ze beschouwd als de meest bedreigende invasieven voor biodiversiteit in Europa.
Introductie in België via aanplantingen als sierplant en van daar uit aan het verwilderen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.