Liggend walstro is een lage, lichtgroene, vrijwel onbehaarde, overblijvende plant. De plant vormt uitlopers aan de voet en heeft meestal veel liggende, niet-bloeiende stengels en enkele opstijgende bloeistengels. De niet-bloeiende stengels hebben korte, omgekeerd eironde bladeren in dichte kransen, terwijl de bloeistengels hogerop langere, lancetvormige bladeren in ruimere kransen dragen. De bloeiwijze is breed, bijna schermvormig en tamelijk dicht. Liggend walstro groeit op zonnige tot matig beschaduwde, droge tot licht vochtige, zure en voedselarme bodems, vooral op zand en veen.
Liggend walstro heeft een Atlantisch verspreidingspatroon. Het areaal strekt zich noordwaarts uit van het noorden van Portugal en Spanje, over Frankrijk en de Britse Eilanden tot Zuid-Zweden en Zuidwest-Noorwegen. Oostwaarts bereikt het lokaal de Karpaten en Noordwest-Rusland. In België is liggend walstro vooral algemeen in de Ardennen en vrij algemeen in de Kempen en het Brugse Houtland. Elders is het zeer zeldzaam.
Momenteel is liggend walsto nog vrij algemeen in Vlaanderen. De soort gaat achteruit door verbossing en door omzetting van heischrale graslanden tot cultuurgrasland. Liggend walstro houdt vooral stand in de Hoge Kempen.
Liggend walstro is een lage tot zeer lage, lichtgroene, vrijwel onbehaarde, overblijvende plant, die omstreeks het begin van de zomer bloeit. Aan de voet van de plant ontspringen uitlopers. Meestal vormt de plant talrijke liggende, niet-bloeiende stengels (die soms op de knopen wortelen) en een klein aantal opstijgende bloeistengels. Gewoonlijk tellen de bladkransen vijf of zes bladeren. De niet-bloeiende stengels en de basis van de bloeistengels dragen dicht opeenstaande kransen van korte, omgekeerd eironde bladeren. Hogerop hebben de bloeistengels ruimer uiteenstaande kransen van langere en smallere, meestal lancetvormige bladeren. Veelal is de top van de bladeren van stekelhaartjes voorzien. De bloeiwijze is veelal meer breed dan hoog, bijna schermvormig, en tamelijk dicht.
Liggend walstro is een typisch West-Europese plant, die van Midden-Portugal tot West-Noorwegen en noordoostwaarts tot in het Oostzeegebied voorkomt. In Nederland is het vrij algemeen in de pleistocene streken. In de duinen komt het slechts lokaal voor, het meest nog op Schouwen, om Wassenaar, bezuiden Zandvoort en op Ameland. Verder wordt het sporadisch aangetroffen in het Hollands, Utrechtse en Noordwest-Overijsselse laagveen en op aangevoerd zand langs spoorwegen.
Liggend walstro is een plant van zonnige tot matig beschaduwde, droge tot iets vochtige plaatsen op zure, carbonaat- en voedselarme bodem, vooral op zand, maar ook op veen. Vaak betreft de voedselarmoede vooral de bovenste bovenlaag, waar zich ruwe humus ophoopt. Liggend walstro is een typische bewoner van het heidelandschap, die zijn kans heeft gekregen door de uitloging van voormalige bosgrond waarop grazige heide kwam te staan. Vooral is de plant kenmerkend voor de 'heischrale graslanden', grasvegetaties van Borstelgras (Nardus stricta), Fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia), Tandjesgras (Danthonia decumbens) en Pilzegge (Carex pilulifera) met verspreide pollen van Struikhei (Calluna vulgaris) en andere dwergstruiken. Zulke begroeiingen kunnen ontstaan door tamelijk intensieve beweiding van de heide, maar worden tegenwoordig voornamelijk langs paden en in bermen aangetroffen. Samen met Bochtige smele (Deschampsia flexuosa), Schapenzuring (Rumex acetosella) en Pilzegge komt Liggend walstro ook dikwijls voor op open plekken en langs paden in Zomereiken-Berkenbossen en naaldhoutaanplantingen, en vooral ook op kapvlakten en brandplekken. In soortgelijk gezelschap kan het ook op verdrogend hoogveen groeien. In lage veenstreken staat Liggend walstro soms in de drogere delen van onbemeste hooilanden en oude veenmosrietlanden. In de duinen is het onder meer bekend van schrale, vrij droge valleitjes in vroongronden (bijvoorbeeld op Schouwen).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Liggend walstro is een soort van heischrale graslanden en vochtige tot droge heideterreinen. Ze verkiest zure tot zwak zure, voedselarme bodems. Daarnaast groeit ze op grazige, open plaatsen en in bosranden van zure eikenberkenbossen samen met onder meer pilzegge, schapenzuring en bochtige smele.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.