Moerasgamander is een lage, dicht zachtharige nazomerbloeier met kruipende uitlopers, knoflookachtige geur, en langwerpige bladeren met een afgeronde of wigvormige voet. De bloemen, licht paarsrood, staan in bladoksels of schijnkransen. De plant groeit op kalkrijke zand- en kleigronden die in de winter onder water staan en in de zomer droogvallen.
Moerasgamander heeft een Eurosiberisch verspreidingspatroon. De soort komt voor in de gematigde streken van Europa en Azië, oostwaarts tot Centraal-Azië. In Europa komt ze overal voor, behalve in het noorden. Het Europese areaal reikt noordwaarts tot de uiterste zuidpunt van Zweden en tot Estland. Het is echter overal een zeldzame soort. In Nederland houdt de soort nog slechts in één duingebied stand, in Groot- Brittannië nog slechts op twee locaties, in Duitsland is de soort sterk bedreigd en ook in Frankrijk is de soort uiterst zeldzaam. In Wallonië kwam de soort tijdens de eerste kartering nog op één plaats voor, maar sindsdien werd ze er niet meer waargenomen (SAINTENOY-SIMON 1999).
Moerasgamander is sinds 1978 ook in Vlaanderen niet meer waargenomen. De laatste gedocumenteerde vondst kwam uit de Houtsaegherduinen in De Panne. Het betrof enkele exemplaren aan de rand van een vergraven duinpanne. Verdroging en verstruweling van het terrein, dat toen nog niet als reservaat beheerd werd, heeft de soort er doen verdwijnen. Ook de andere vindplaatsen aan de kust uit de eerste karteerperiode zijn verdwenen door verdroging tengevolge van waterwinning. In het binnenland vormen ontwatering en omzetting van moerasgebieden naar productiegraslanden en populierenaanplantingen de oorzaken van het verdwijnen van de soort.
Moerasgamander is een tamelijk lage, dicht zachtharige, knoflookachtig riekende nazomerbloeier met kruipende uitlopers. De langwerpige bladeren hebben een afgeronde tot wigvormige voet. De bloemen staan afzonderlijk in de bladoksels of in armbloemige schijnkransen en hebben een licht paarsrode kroon. Moerasgamander komt voor in Zuid- en Midden-Europa, noordwaarts tot Ierland en Zuid-Zweden, en in Zuidwest- en Midden-Azië; in het Middellandse-Zeegebied wordt zij door een andere ondersoort vertegenwoordigd. In Nederland was zij sinds de 17e eeuw bekend uit duinvalleien tussen Lisse en Zandvoort, waar zij blijkbaar vrij talrijk voorkwam, maar al in de 19e eeuw door ontwatering is verdwenen. Verder werd zij aangetroffen op enkele plaatsen in rivier- en beekdalen in Gelderland. Sinds lang is de plant in ons land alleen nog van enkele natte duinvalleien op Voorne bekend. Ook in omringende landen gaat zij sterk achteruit.
Moerasgamander is een enigszins zout verdragende plant van weinig of niet beschaduwde plaatsen op humeuze, kalkrijke zand- en kleigrond, die 's winters en in het voorjaar onder water staat en 's zomers meestal droogvalt, maar niet sterk uitdroogt. Alleen bij sterke waterstandswisselingen is zij tegen andere planten opgewassen. Natte zomers kunnen tot uitbreiding leiden, droge zomers tot vermindering van haar aandeel in de vegetatie. Niet alleen duurzame verdroging, maar ook struweelgroei doet de plant verdwijnen. Door deze oorzaken gaat de plant ook in de valleitjes op Voorne - hoewel deze in haar belang jaarlijks worden gemaaid - eerder achteruit dan vooruit. Zij wordt er vergezeld door haar familieleden Watermunt, Brunel, Blauw glidkruid en Wolfspoot. Dat het om een bijzondere biotoop gaat, blijkt uit het gezamenlijk optreden van Tormentil (Potentilla erecta) met Zilverschoon (P. anserina) en Vijfvingerkruid (P. reptans). Andere begeleiders zijn onder meer Kruipwilg (Salix repens), Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata), Gewone waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Fioringras (Agrostis stolonifera) en Drienervige zegge (Carex trinervis). In naburige landen groeit Moerasgamander in zeggemoerassen en uiterwaarden en ook wel op drassige kapvlakten. Wellicht zou op Voorne het rooien van moerasstruweel haar (tijdelijke) uitbreidingskansen bezorgen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Moerasgamander komt voor in natte, voedselarme, zwak zure tot kalkrijke milieus met een wisselende waterstand. De meest recente standplaatsen in Vlaanderen betroffen allemaal natte duinvalleien. Vroeger kwam de soort ook voor in overstromingsgebieden langs rivieren (onder andere de Leie en de Schelde).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.