Wolfspoot is een middelhoge, rechtopstaande, dofgroene zomerbloeier met lange uitlopers en grof gezaagde bladeren. De kleine, witte bloemen staan in dichte schijnkransen langs de stengel en hebben priemvormige kelktanden. De plant is matig schaduwverdragend en groeit op natte, stikstofrijke bodems. Hij vertoont ecologische overeenkomsten met familieleden zoals Blauw glidkruid, Moerasandoorn en Watermunt.
Wolfspoot is een Euraziatische soort, die in Noord-Amerika en Australië is ingeburgerd. Ze komt overal in Europa voor, maar minder in Noord-Europa. In België komt ze in alle districten voor, het meest in Laag-België.
In Vlaanderen is wolfspoot uiterst algemeen. De soort komt in bijna elk uurhok voor. De grootste dichtheid van hokken bevindt zich in de Zand- en Zandleemstreek en de Kempen.
Wolfspoot is een middelhoge, rechtopstaande, veelal afstaand vertakte, dofgroene zomerbloeier met lange, aan de top verdikte uitlopers. De langwerpige bladeren zijn grof gezaagd of bochtig getand tot liervormig-veerspletig. De kleine bloemen staan in dichte, bolvormige, veelbloemige schijnkransen langs een groot deel van de stengel; aan de top wordt deze door bladeren 'gekroond'. De kelk heeft priemvormige tanden. De bekervormige bloemkroonbuis steekt nauwelijks buiten de kelk uit en draagt vier afstaande, korte, onderling ongeveer even grote slippen. De kroon is wit, op de onderste en zijdelingse slippen paarsrood gestippeld. Twee meeldraden zijn goed ontwikkeld en steken buiten de kroon uit; de andere twee zijn tot staminodia gereduceerd. Veelal blijven de verdorde stengels tot ver in het volgende jaar staan; bij windstoten slingeren ze nootjes uit de vruchtkelken.
Wolfspoot komt voor in Europa met uitzondering van de noordelijkste delen, en in West- en Midden-Azië. In bijna heel Nederland wordt hij algemeen aangetroffen, maar in grote delen van het Gronings-Friese zeekleigebied ontbreekt deze plant.
Wolfspoot is een matig schaduwverdragende en zwak zouttolerante plant van natte, meestal stikstofrijke, niet te zware grond. Hij vertoont tal van ecologische overeenkomsten met zijn familieleden Blauw glidkruid, Moerasandoorn en Watermunt. Vaker dan dit drietal echter treedt hij als pionier op, en wel op allerlei bodems, variërend van zeer voedselrijk tot vrij voedselarm. In van oorsprong uitgesproken voedselarm milieu - heidevennen en hoogveenwijken - wijst zijn verschijning op het binnendringen van carbonaathoudend water. Op pas drooggevallen, weinig begroeide oevers vestigt hij zich vaak als een van de eerste overblijvende planten; in deze categorie onderscheidt hij zich doordat hij vaak in zijn eerste jaar al volop bloeit. Tegelijk worden in vier richtingen uitlopers uitgezonden. Tegen forsere moerasplanten is Wolfspoot des te beter opgewassen naarmate het milieu voedselrijker is. Met zijn uitlopers is hij voorts in staat zich snel boven aanspoelsel of op de oevers gegooide sloot- of kanaalbagger uit te werken. Op zulke plaatsen staat hij vaak samen met laat kiemende eenjarigen zoals Waterpeper (Polygonum hydropiper), Zachte duizendknoop (P. mite) en Tandzaadsoorten (Bidens spp.). Ook op drijftillen kan hij talrijk voorkomen, evenals in sommige typen verlandingsvegetaties. In natte duinvalleien en langs duinplassen neemt Wolfspoot van nature een geringere plaats in dan Watermunt; gewoonlijk staat hij iets lager in de zonering, en vooral op tamelijk steile oevers. Ook kan hij talrijk optreden in de ruige begroeiing op aanspoelsel aan de rand van strandvlakten die in de beschutting van duinen liggen en zelden door de zee worden bereikt. Ook in brakke milieus binnendijks treedt hij soms op de voorgrond in pioniersbegroeiingen, ruige rietlanden en moerassige graslanden. In duinwaterleidingterreinen breidt hij zich sterk uit na infiltratie van rivierwater, waarbij hij in een iets voedselrijker stadium op de voorgrond treedt dan Watermunt. In het zoetwatergetijdengebied komt hij - zowel op oeverwallen als in kommen - wel beneden de gemiddelde hoogwaterlijn voor, maar niet op plaatsen die bij elke vloed onder water komen; hierin lijkt hij op Moerasandoorn. Samen met deze plant en/of Watermunt kan Wolfspoot het aspect bepalen in de gordel even onder de hoogwaterlijn, waar een aantal forsere tweezaadlobbige oeverplanten door de overspoelingsfrequentie wordt 'uitgeschakeld'. Langs kanalen komt Wolfspoot, evenals Blauw glidkruid, vaak op sluis- en grachtmuren en palen voor. Een andere overeenkomst is dat beide dikwijls op lichte, open plekken in Elzenbroekbos groeien. Ook in andere lichte, natte bossen komt Wolfspoot wel voor, meestal op plekken waar water stagneert.
Op Wolfspoot kunnen enige kevers worden aangetroffen die ook op Watermunt en andere Lipbloemigen voorkomen. Een meer specifieke bewoner van Wolfspoot is de snuittor Ceuthorhynchus arquatus, waarvan de larve zich in de stengel ontwikkelt. Hij is aangetroffen in Gelderland en Noord-Brabant.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Wolfspoot is een soort van stabiele oevers, die niet of slechts incidenteel begraasd worden, en van allerlei zones in contact met water, zoals kademuren, walgrachten en houten beschoeiingen. De soort staat ook op rottend hout, maar steeds in de nabijheid van water.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.