De Smalle waterweegbree is een lage plant die zowel ondergedoken als op het land kan bloeien en vruchtzetten. Haar rozetten zijn minder netjes dan die van de Grote waterweegbree. In ondiep water zijn er lintvormige onderwaterbladeren en deels boven water uitstekende, smal spatelvormige bladeren. De brede pluim lijkt op een parasol of strohoed. De bloemen zijn de hele dag open. De vruchtjes hebben twee groeven aan de rugzijde en sluiten aan de buikzijde zonder holte, met een omgekrulde stijl die lijkt op een biggenstaartje. Het meest staat Smalle waterweegbree in water van ongeveer een halve meter diep, midden in sloten of aan de buitenrand van de oevervegetatie in plassen.
Smalle waterweegbree is meer dan beide andere inheemse waterweegbreesoorten aangepast aan het leven in het water. Ze kan in tot 70 cm diep, stilstaand of zeer zwak stromend, helder water groeien en hoort dan thuis in fonteinkruidgemeenschappen. Ze houdt echter ook goed stand onder veel drogere omstandigheden, bv. als oeverplant op droogvallend slib waar ze optimaal kan bloeien en vruchtzetten. De Vlaamse (en Waalse) groeiplaatsen liggen bijna uitsluitend in grotere plassen. De verspreiding van smalle waterweegbree is amfi-Atlantisch. Ze komt hoofdzakelijk voor in Centraal- en Oost-Europa, en minder regelmatig in delen van West- en Centraal-Azië en Noord-Amerika. De Belgische groeiplaatsen liggen marginaal in het areaal of zelfs erbuiten. Smalle waterweegbree is in België altijd al zeer zeldzaam geweest, waarschijnlijk omwille van de extra-marginale ligging van ons land ten opzichte van het soortsareaal. Van Wallonië zijn slechts enkele historische groeiplaatsen bekend en is de soort de laatste tijd slechts eenmaal waargenomen (SAINTENOY-SIMON 1999).
Ook in Vlaanderen is smalle weegbree alleen van een zeer beperkt aantal plaatsen met zekerheid bekend. Niet door herbarium ondersteunde vondsten werden niet in aanmerking genomen. De meeste vondsten in Vlaanderen dateren van het einde van de negentiende eeuw en hebben vermoedelijk alle betrekking op dezelfde groeiplaats in Wijnegem. Een oudere groeiplaats, uit 1869, lag in de omgeving van Ieper. De voorlopig laatste groeiplaats in Vlaanderen werd in 1977 ontdekt in recente kleigroeven (ESPEEL 1980) en dankt vermoedelijk haar origine aan de in die tijd zeer rijke avifauna. Waarschijnlijk verdween de soort door vertroebeling van het water, maar in de jaren 80 verscheen ze er voor korte tijd opnieuw na de drooglegging van de plas. Er is geen noemenswaardige voor- of achteruitgang vast te stellen. Af en toe duikt de soort ergens op. Er zijn geen vindplaatsen bekend die over alle perioden heen hebben standgehouden. Het feit dat de Belgische vindplaatsen steeds aan dergelijke grote plassen gebonden zijn (en de daarbij horende grote watervogelpopulaties), kan erop wijzen dat vogels telkens opnieuw diasporen aanvoeren en de soort herintroduceren. Dat zou betekenen dat er niet echt sprake is van duurzame populaties, dat blijvende aanvoer no-dig is en dat smalle waterweegbree dus niet echt inheems is. In dat geval heeft het weinig zin om deze waterweegbree als bedreigde soort in de Rode Lijst op te nemen. Smalle waterweegbree is een van de weinige soorten van de Europese flora die voor het eerst beschreven werden aan de hand van Belgisch materiaal (het typemateriaal waarop Lejeune zich in 1811 baseerde, was afkomstig uit sloten in de omgeving van het kasteel van Beloeil, de oudste vindplaats in België). Omwille van de grote zeldzaamheid kan soortsbescherming overwogen worden, hoewel men, door de onzekerheid in verband met het inheemse karakter, het nut daarvan in vraag kan stellen.
De Smalle (Smalbladige) waterweegbree is een lage, middelhoge of soms hoge plant, die zowel in ondergedoken staat als op het land kan bloeien en vruchtzetten. Haar rozetten maken een wat slordige indruk in vergelijking met de stervormige rozetten van Grote waterweegbree. In ondiep water zijn in de regel zowel onderwaterbladeren als deels boven water uitstekende bladeren aanwezig. De eerste zijn lintvormig, vrij donker groen, tot een centimeter breed en aan de top in een driehoekige punt versmald. De luchtbladeren hebben een smal spatelvormige bladschijf, die geleidelijk in de steel is versmald en een meestal vrij stompe top heeft. De pluim is vaak meer breed dan hoog en doet aan een parasol of een strohoed denken. De bloemen zijn van de vroege ochtend tot in de avond open. Onder water kunnen ze vrucht zetten zonder open te gaan (cleistogamie). Na de bloei knikken de pluimtakken soms enigszins terug. De omgekrulde stijl, die bijna een volle cirkel beschrijft, vormt aan de buikzijde van de vrucht boven het midden een snaveltje, dat bij deze soort beter als biggenstaartje te betitelen zou zijn. Aan de rugzijde vertonen de vruchtjes twee groeven; aan de buikzijde sluiten ze aaneen en laten dus, anders dan bij Grote en Slanke waterweegbree, geen holte open. De vruchtdragende bloeiwijze heeft in uiterlijk een zekere overeenkomst met die van Paddenrus (Juncus subnodulosus).
Smalle waterweegbree komt voor in gematigde streken van het noordelijk halfrond, ongeveer tussen 40 en 600 N.Br., voornamelijk in de meer continentale gebieden. In Nederland is zij verreweg de zeldzaamste van de drie inheemse Alisma-soorten. Alleen in Zuid-Holland komt zij vrij veel voor, in Utrecht en de zuidelijke helft van Noord-Holland veel minder. Verder staat zij hier en daar langs de grote rivieren (het meest in de omstreken van Nijmegen) en in het Veluwemeer. Opgaven uit andere streken zijn merendeels oncontroleerbaar en daardoor twijfelachtig; alleen uit de omgeving van Bergum in Noordoost-Friesland is de soort met zekerheid bekend.
Smalle waterweegbree vormt - meer dan Grote en Slanke waterweegbree - een grensgeval tussen oever- en waterplanten. Vaak staat zij, evenals haar familielid Pijlkruid, voor ongeveer de helft van haar lengte in het water. Het meest staat zij in water van ongeveer een halve meter diep, midden in sloten of aan de buitenrand van de oevervegetatie in plassen. Op stromend, zoet of zwak brak, basisch, min of meer voedselrijk maar weinig of niet verontreinigd water, voornamelijk op kleigrond, soms op veen of humeus zand. In West-Nederland is zij vooral een plant van sloten in weidegebieden; ook staat zij wel in sloten tussen bollenvelden en langs spoorwegen, in infiltratiegebieden in de duinen en in natte delen van opgespoten terreinen. In het rivierengebied groeit Smalle waterweegbree in wielen en kleigaten. Planten waarmee zij samen voorkomt, zijn onder meer Watergentiaan (Nymphoides peltata), Stomphoekig sterrekroos (Callitriche obtusangula), Stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus), Waterpest (Elodea spp.), Aarvederkruid (Myriophyllum spicatum), het kranswier Chara globularis, Lidsteng (Hippuris vulgaris), Rode waterereprijs (Veronica catenata) en Heen (Scirpus maritimus), terwijl ook Smalle en Slanke waterweegbree in elkaars gezelschap kunnen optreden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Er worden verschillende variëteiten van smalle waterweegbree onderscheiden, maar het betreft louter standplaatsmodificaties. Het is een soort die in vegetatieve toestand gemakkelijk verward kan worden met jonge submerse exemplaren van grote waterweegbree. Een aantal waarnemingen in Vlaanderen (niet ondersteund door herbariummateriaal) werd om die reden niet weerhouden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.