Valse salie is een middelhoge, eigenaardig geurende zomerbloeier met ondergrondse, dikke uitlopers. De bladeren zijn langwerpig, hebben een afgeknotte tot zwak hartvormige voet en een bobbelig oppervlak. De bloemen staan in paren in de oksels van schutbladen en vormen lange, eenzijdige trossen. De bloemkroon is groenachtig roomwit met paarsrode meeldraden, en de plant is een winterstaander, waarvan de stengels vaak langer dan een jaar blijven staan.
Het zwaartepunt van het sub-Atlantische areaal van valse salie ligt in West-Europa en het westelijke deel van Midden-Europa. In het noorden reikt het areaal tot Schotland, Zuid-Noorwegen en Denemarken, in het oosten tot West-Polen, Slovenië en Kroatië. De zuidgrens loopt door het midden van het IberischSchiereiland, Corsica, Sardinië en Noord-Italië. Valse salie komt als ingeburgerde soort voor in Zuid-Scandinavië en plaatselijk in Noord-Amerika. De soort is algemeen in heel België, behalve in de Polders en de Duinen.
In Vlaanderen is valse salie zeer algemeen. Ze wordt het meest gevonden in de Kempen en in de traditionele veldzones van de Zand- en Zandleemstreek. Ook in delen van het Waasland en in de zandiger delen van de Leemstreek en de Voerstreek is de soort lokaal algemeen. Langs de Grensmaas is ze zeldzaam tot zeer zeldzaam. In de Polders ontbreekt ze zo goed als volledig, en ook in de Duinen komt valse salie niet meer dan mondjesmaat voor. Vergeleken met de eerste karteerperiode is er geen wezenlijk verschil in aantal vindplaatsen. De relatieve trend is echter licht negatief. Dat wijst op een beperkte achteruitgang, gezien de inventarisatie-inspanning sterk is toegenomen.
Valse salie is een middelhoge, eigenaardig geurende zomerbloeier met ondergrondse, vrij dikke uitlopers. De bladeren zijn langwerpig met een afgeknotte tot zwak hartvormige voet en een ‘bobbelig’ oppervlak. De bloemen staan afzonderlijk in de oksels van kleine, gaafrandige schutbladen, en zijn in paren verenigd tot lange, naar één kant gekeerde trossen aan het eind van de hoofdstengel en zijtakken. De kelk bestaat uit een ongedeelde bovenlip en een viertandige onderlip met omhoog gekromde ondertanden, en de kelkbuis vertoont aan de voet een kleine uitzakking. De bloemkroon is groenachtig roomwit, waartegen de paarsrode meeldraden afsteken. Valse salie is een typische winterstaander, waarvan de dode bloeistengels vaak zelfs meer dan een jaar blijven staan.
Valse salie is een typisch westelijk element in de Europese flora, met een gesloten verspreidingsgebied van Portugal en Italië tot Schotland en Noordwest-Duitsland, en sporadisch tot in Polen en Zuid-Scandinavië. In andere regio’s, zoals het Atlasgebied en op eilanden in de Middellandse Zee, komen andere ondersoorten van T. scorodonia voor. In Nederland is valse salie vrij algemeen op de zandgronden in het zuiden en plaatselijk in het midden van het land. Noordelijker komt zij minder voor. In de duinstreek is de plant plaatselijk vrij algemeen, terwijl buiten de zandgebieden de plant een enkele keer wordt aangevoerd met steenslag en dergelijke.
Valse salie geldt in Nederland als een kalkmijdende plant, hoewel het juister zou zijn om haar als carbonaatmijdend te betitelen. Er zijn echter vormen die aangepast zijn aan carbonaatrijke grond, zoals die op de Britse eilanden en mogelijk ook elders in Europa voorkomen; deze zijn uiterlijk niet te onderscheiden van de planten op carbonaatarme bodem. In Nederland is valse salie een betrouwbare indicator van kalkarme of ontkalkte bodems, vaak voorkomend in lichte schaduw en minder vitaal op open plekken of in zware schaduw. Gewoonlijk groeit zij op droge, zandige plaatsen, maar ook wel op leem, grind of steenachtig substraat.
In Nederland komt Valse salie vooral voor in de zoom van loofbossen en groeit vaak op voedselarme, zure grond, zoals aan de rand van hakhoutbosjes op de overgang van rivier- en beekdalen naar pleistocene zandgronden. In bossen waar de Zomereik (Quercus robur) overheerst, staat zij soms in de eigenlijke bosvegetatie, terwijl in Beukenbossen (Fagus sylvatica) Valse salie beperkt is tot plekken met een opening in het kronendak. Ze komt ook voor in naaldhoutaanplantingen en wordt vaak aangetroffen in struwelen van Brem, steppeachtige grasvegetaties, zandgroeven, zandige dijken en mijnsteenbergen. Veel voorkomende begeleiders zijn Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) en Gladde witbol (Holcus mollis).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Valse salie is een redelijk lichtminnende plant die men meestal aantreft in lichte bossen, in bosranden en op kapvlakten, vooral op zuurdere, matig voedselarme tot voedselarme bodems. De soort groeit zowel op zandige als op meer lemige, droge gronden. Valse salie komt in België en Vlaanderen ge-woonlijk voor op kalkarme of ontkalkte substraten, maar er bestaan ook vormen die op kalkhoudende bodems groeien. Ook in droge en wat ruigere bermvegetaties op minder voedselrijke gronden of langs hagen, houtkanten en bomenrijen is de soort geregeld te vinden, evenals in iets ruigere, droge heidevegetaties.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.