De Gewone esdoorn is een hoge boom die in de tweede helft van de lente bloeit. Zijn schors is dun, grijs en later afschilferend. De bladknoppen zijn dik, eivormig en groen. De bladeren zijn donkergroen van boven en blauwachtig groen of roodachtig van onder, met een rode bladsteel en vijf (soms drie of zeven) slippen. De lichtgroene bloemen hangen in smalle pluimen. De meeldraden staan binnen de discus ingeplant en de vruchten hebben vleugels die een scherpe hoek maken. In de herfst kleuren de bladeren geel. Kiemplanten hebben ongedeelde, langwerpig driehoekig-eironde bladeren. De boom gedijt het best op voedselrijke, kalk- en vochthoudende grond met goede doorluchting en verdraagt geen overstromingen.
De Gewone esdoorn verjongt zeer gemakkelijk, is schaduwtolerant en kent een snelle jeugdgroei. De diameter- en hoogtegroei vertragen echter vrij vroeg: op gemiddelde standplaatsen al vanaf dertig jaar. Gewone esdoorn verdraagt in de boomlaag immers slecht concurrentie van andere bomen. De soort blijkt op verzuringsgevoelige bodems in staat om in zekere mate humusdegradatie tegen te gaan of te herstellen. Vanaf een leeftijd van ongeveer 30 jaar heeft een homogeen esdoornbestand een gunstige invloed op de kruidlaag- en mossendiversiteit. Overvloedige verjonging gaat eerst door een dichte, donkere stakenfase met een soortenarme kruidlaag. Door de snelle jeugdgroei is het mogelijk om grotere diameters te produceren met een kleinere bedrijfstijd in vergelijking met bijvoorbeeld Eik of Beuk. Met een aangepast beheer kan men tachtig tot negentig jaar oude bomen verkrijgen met een omtrek van 1,6 tot 2,2 m. Tegenwoordig haalt kwaliteitsesdoorn op de houtmarkt vaak betere prijzen dan Zoete kers of inlandse Eik. Het gebruik van Gewone esdoorn als secundaire boomsoort in gemengde loofbossen verhoogt dus niet enkel de ecologische diversiteit, maar is ook financieel interessant. Het hout van Gewone esdoorn is geschikt voor uiteenlopende toepassingen zoals meubels, triplex, parket en muziekinstrumenten.
In Vlaanderen wordt gewone esdoorn aangetroffen in een brede waaier van bosgebieden, zowel op iets vochtige als op eerder droge gronden. Ook ten aanzien van het substraat is de soort bijzonder onverschillig: ze groeit op zuur, maar evengoed op kalkhoudend substraat. Dat verklaart zonder twijfel waarom ze bijna gebiedsdekkend in Vlaanderen voorkomt. Omdat de soort ook vaak in het stedelijke gebied wordt aangeplant, verschijnt ze steeds vaker op braakliggende stadsterreinen. Soms gebeurt dat in zo grote aantallen dat op termijn sterk door gewone esdoorn gedomineerde bossen zouden kunnen ontstaan.
Van Acer pseudoplatanus zijn ontelbare cultivars op de markt, ondermeer:
Blad: Tegenoverstaande bladstand, 10 tot 15 cm lang, 5-lobbig. Tot verder dan 1/3 van de bladhelft ingesneden en toegespitst. Onderzijde is blauwgroen, kaal, bladrand is grof gezaagd. De bladsteel is 8 tot 10 cm lang, kaal, zonder melksap. Vaak komen exemplaren met rode bladeren voor.
Bloeiwijze: Bloei van eind april tot mei, na de bladuitloop. Bloemen in geelgroene, hangende trossen, 6 tot 12 cm lang met deels éénslachtige en deels tweeslachtige bloempjes die weinig opvallen.
Vrucht: Tweedelige, gevleugelde splitvrucht in gesteelde trossen. De 2,5 cm lange vleugels vormen een rechte of een scherpe hoek met elkaar. De vleugels zijn sterk versmald ter hoogte van het vruchtje.
Twijgen en knoppen: De twijgen zijn fors en stug, groen of grijsbruin met bleke lenticellen. De knoppen zijn dik en groot, eivormig met groene, bruingerande knopschubben die dakpansgewijs over elkaar liggen.
Schors: Eerst donkergrijs, dun en glad, later in vlakke verticale plaatjes afschilferend.
Volwassen exemplaren halen 40 m in hoogte en 500 jaar in ouderdom
25 - 30 m (tot 40 m)
variabele kroonvorm
Het oorspronkelijke areaal van gewone esdoorn is nog moeilijk te achterhalen. Na de jongste ijstijd rukte de Gewone esdoorn in Europa op vanuit Midden- en Zuid-Europa en Zuidwest-Azië. Doordat de mens reeds bezig was met de verspreiding van deze soort terwijl het natuurlijk areaal zich nog aan het uitbreiden was, is er soms discussie onder botanici of deze boom wel op eigen houtje in Vlaanderen zou geraakt zijn en of die dan eerder als archeofyt in plaats van inheems moet geklasseerd worden.
Gewone esdoorn is een uiterst algemene soort in Vlaanderen, die sterk vooruitgaat. Alleen in een beperkt aantal gebieden ontbreekt de soort nog, zoals op het zeer droge, zure en voedselarme Kempisch Plateau.
Verdraagt natte en koude gronden, maar mag niet langdurig onder water staan
verdraagt halfverharding
enigzins gevoelig voor strooizout
Gevleugelde nootvruchten (samara); per 2, rechte tot scherpe hoek tussen beide
Kan zeer overvloedig en dominant verjongen. In bossen zorgt dit voor een sterke concurrentie met andere natuurlijke verjonging, in parken groeien de zaailingen vaak door de kroon van oudere bomen heen.
De Gewone esdoorn is een hoge boom, die in de tweede helft van de lente bloeit, nadat de bladeren zijn ontloken. In de jeugd is deze plant een snelle groeier. De boom kan tot vijf eeuwen oud worden. De schors is dun, grijs, aanvankelijk glad, later afschilferend. Het hout is geelwit en waardevol: het wordt onder meer voor meubels en muziekinstrumenten gebruikt. De bladknoppen zijn dik, eivormig en groen. De grote bladeren zijn van boven donkergroen, van onder blauwachtig groen of roodachtig, met een rode bladsteel. Ze zijn gespleten in vijf, soms drie of zeven slippen, waarvan de top spits en de rand dubbel gezaagd is. Aan de onderkant hebben ze haarbosjes in de nerfoksels; overigens zijn ze kaal. De lichtgroene bloemen staan in hangende, smal pluimvormige, naar het uiteinde trosvormige bloeiwijzen. De meeldraden staan binnen de discus ingeplant. De vleugels van de vruchthelften maken onderling meestal een scherpe hoek. In de herfst kleuren de bladeren geel. Kiemplanten hebben ongedeelde, langwerpig driehoekig-eironde bladeren.
De Gewone esdoorn is van oorsprong een boom uit Zuid- en Midden-Europese gebergten. De geschiedenis van zijn invoering in Noordwest-Europa is slecht bekend; vermoedelijk heeft deze in de latere middeleeuwen plaatsgevonden. Het is gebruikelijk de Gewone esdoorn in Nederland als een exoot te betitelen. Hiervoor pleit onder meer het feit dat geen enkele plaatsaanduiding in Nederland naar deze boom verwijst. Men doet hem echter meer recht door hem als laatkomer onder de Nederlandse loofbomen te beschouwen. Het is aannemelijk dat Gewone esdoorn ons land ook zonder hulp van de mens wel via de rivierdalen zou hebben bereikt. Tegenwoordig sluit het Noordwest-Europese verspreidingsgebied 'naadloos' op het Midden-Europese aan, en de Gewone esdoorn verjongt zich op grotere schaal dan het merendeel van de loofbomen die hier al voor de jaartelling groeiden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de verjonging in de pleistocene streken vaak plaatsvindt op bodems die sterk door de mens zijn beïnvloed. Tegenwoordig komt hij in het grootste deel van Nederland algemeen voor. Mede door een zekere gevoeligheid voor nachtvorst aardt deze boom niet goed in Drenthe.
Gewone esdoorn gedijt het best op voedselrijke, kalk- en vochthoudende grond. Een goede doorluchting van de bodem is vereist; overstromingen verdraagt deze boom niet. Van nature komt hij voor op plaatsen met een vochtige atmosfeer, In ravijnen en op noord- en westhellingen. Gewone esdoorn is een halfschaduwboom en kan onder het scherm van de meeste andere boomsoorten kiemen. Anderzijds kan hij ook als pionier optreden, vooral op duinhellingen, waar heel jonge planten van konijnenvraat te lijden hebben, maar oudere exemplaren erg vraatbestendig blijken. Gewone esdoorn is een van de weinige houtgewassen die tussen Duindoorn (Hippophae rhamnoides) kunnen opkomen. Door toedoen van de mens namen zijn vestigingskansen sterk toe. In het rivierengebied heeft hij geprofiteerd van de waterstandsdaling die op de kanalisatie van de Rijn in Zuid-Duitsland volgde. Op de zandgronden vestigt de Esdoorn zich vaak op 'verrijkte' bodem: op oud bouwland en daar waar tuinafval gestort wordt. Op arme, droge bodem blijft hij een struik of een lage boom, maar als zodanig kan hij in bosaanplantingen de ondergroei volledig beheersen (ofwel andere ondergroei geheel onderdrukken). Op de armste zandgronden haalt hij, deels als gevolg van vraatschade, niet meer dan een halve meter hoogte. In bossen in de (oppervlakkig ontkalkte) binnenduinen treedt Gewone esdoorn daarentegen sterk op de voorgrond. Met zijn diep reikende wortels kan hij voedselreserves in de ondergrond aanspreken; bovendien verdraagt hij de zoute zeewind beter dan de meeste andere loofbomen, hoewel hij daardoor wel een typische windvorm kan krijgen. Tenslotte slaan Esdoorns ook gemakkelijk in het grind van spoordijken en emplacementen op.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.