Beuk is een van onze grootste boomsoorten. De soort gedijt van nature op zowat alle bodems, op voorwaarde dat de grondwatertafel niet te hoog is en de standplaats niet onder water komt. Ook te sterk verdrogende of te voedselarme standplaatsen worden meestal slecht verdragen, evenals niet voldoende gerijpte gronden, zoals nieuw opgespoten terreinen en jonge kleibodems. Het is een schaduwboom bij uitstek die, als hij eenmaal met zijn bladerkroon boven de andere boomsoorten is uitgegroeid, de neiging heeft de andere boomgroei te onderdrukken. Bovendien verzuurt zijn slecht verterend strooisel de bodem. Zijn voorkeur gaat uit naar wat diepere, al dan niet kalkhoudende, vochtige leemgronden. Maar ook in de Zandstreek en op zandige heuveltoppen (bv. in het zuiden van Westen Oost-Vlaanderen) zou hij van nature waarschijnlijk het boslandschap mettertijd gaan domineren. Door bosdegradatie onder invloed van de mens, kreeg hij het vooral vanafde Middeleeuwen erg zwaar te verduren. Vanaf het einde van de achttiende eeuw werden zijn kwaliteiten als productieboom weer hoger aangeslagen (bv. in Zonien) en werd hij meer en meer aangeplant.
Beuken is een houtsoort die een zeer brede toepassing kent voor producten waar de duurzaamheid van het hout geen rol speelt (duurzaamheidsklasse 5), het hout laat zich ook prima buigen. keukengerei (snijplanken, lepels, ijsstokjes)
Beuk verdraagt enige snoei, maar heeft een slechte regeneratie van de kroon.
Blad: Verspreide bladstand; ovaal-elliptisch met spitse top, 6-10 cm lang. Bladrand zeer ondiep gegolfd en gewimperd. Bij het uitkomen zijn de bladeren donzig, zacht en lichtgroen, later worden ze donkergroen, glimmend en enkel behaard op de nerf. De bladeren bladeren van de Beuk blijven vaak in de winter op de jonge bomen staan.
Bloeiwijze: Bloei in april-mei, bij het uitkomen van de bladeren. Eénhuizig, mannelijke bloemen aan de voet van de jonge scheuten tussen de knopschubben met 20 bijeen in hoofdjes op een slap steeltje, vrouwelijke bloemen op het uiteinde van de jonge scheuten in de vorm van een verhoogde bloembodem waarin zich meestal twee bloempjes bevinden die hun stempels buiten het omhulsel steken. De bestuiving gebeurt met de wind.
Vrucht: Meestal 3-hoekige noten in een 4-lobbig, houten omhulsel bezet met stekels, bruin, 2,5 cm lang, springt met vier kleppen open. Zaadjaren (met veel bloei- en zaadzetting) komen maar om de 5 tot 12 jaar voor. Beukennootjes zijn eetbaar, maar zouden bij overmatige consumptie aanleiding kunnen geven tot vergiftigingsverschijnselen omwille van blauwzuur.
Twijgen en knoppen: De twijgen zijn dofbruin met lenticellen en voorzien van vele kortloten. De knoppen zijn lichtbruin, opvallend lang en spits, afstaand en voorzien van vele schubben.
Schors: Dun, glad en grijs.
25-35 m gemiddeld. Tot meer dan 40 meter hoog met grote, koepelvormige kroon op goede standplaatsen. In bosverband is de stam cylindrisch en onvertakt over een grote lengte.
Heeft veel wortels aan de oppervlakte zodat onderbeplanting weinig kans krijgt.
Breed ovaal tot ronde kroon
Goed drieduizend jaar geleden slaagde beuk erin onze gewesten te bereiken. Het natuurlijke areaal strekt zich nu hoofdzakelijk uit over West- en Midden-Europa. In Ierland ontbreekt de soort. ln het noorden reikt het areaal tot Schotland en het zuiden van Noorwegen en Zweden. Oostelijk loopt het areaal door tot Polen, Slowakije, Roemenië en de Balkan. Beuk heeft een voorpost in de Krim. ln Zuid-Europa groeit beuk vooral in berggebieden. In België is het een algemeen verspreide boomsoort.
In Vlaanderen is beuk een algemene soort. De natuurlijke verspreiding van beuk in Vlaanderen is moeilijk te achterhalen als een gevolg van de sterke menselijke beïnvloeding. De kern van het verspreidingsgebied valt grotendeels samen met de Leemstreek. Beuk ontbreekt vrijwel volledig in de Polders.
voorkeur voor niet te natte, goed doorlatende, humusrijke bodem
Ongeschikt voor zeer natte of zeer droge bodems.
pH-indifferent
Geen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering.
Beuk is gevoelig voor verdichting en absoluut niet geschikt voor gebruik in verharding.
Door het oppervlakkige wortelgestel relatief gevoelig voor windworp.
kleine, onopvallende bloemen; bloeit tijdens het uitlopen
Vraat (bv. door houtduiven) zou een van de redenen zijn voor het uitblijven van natuurlijke verjonging van beuk in veel bossen.
Beuk vormt ectomycorrhiza met heel wat schimmels, waaronder soorten uit de geslachten Amanita, Boletus, Cantharellus, Hebeloma en Lactarius.
Door de slechte humuskwaliteit (mor-humus) zorgen beukenbestanden voor een verzuring van de bodem en de opbouw van een dik strooiselpakket.
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.