Bittere veldkers komt voor over een groot deel van Europa. De soort ontbreekt in het hoge Noorden, delen van West-Europa en in het grootste deel van het Middellandse-Zeegebied. In Zuid-Europa is ze vooral beperkt tot berggebieden. In België komt ze het meest voor in het Brabants district en ten zuiden van de lijn Samber-Maas.
Op Vlaamse schaal is het een vrij algemene soort, waarvan het verspreidingspatroon weinig of niet gewijzigd is. Vooral in West-Vlaanderen zijn diverse geïsoleerde nieuwe vindplaatsen ontdekt.
De Bittere veldkers is een tamelijk laag blijvende tot middelhoge, lichtgroene voorzomerbloeier. Goed uitgegroeide planten zijn doorgaans vertakt. De stengel is kantig en niet hol, zoals bij de Pinksterbloem. De onderste stengelleden zijn dikwijls behaard. De plant vormt aan de voet uitlopers en geen wortelrozet. Alle bladeren hebben hoogstens vier paar bochtig ingesneden zijblaadjes. De kroonbladen zijn sneeuwwit, waartegen de kersrode helmknoppen fraai afsteken. Een enkele maal hebben de kroonbladen een lila tint. De plant smaakt niet 'bitter' maar radijsachtig scherp. Soms wordt zij verward met Bosveldkers of met de twee soorten Witte waterkers, maar zij is gemakkelijk te herkennen aan haar grotere bloemen en rode helmknoppen.
Weinig planten hebben zo'n korte en tegelijk uitbundige bloei als de Bittere veldkers. Zij bloeit in de eerste helft van mei, vlak na de hoofdbloei van de Dotterbloem (Caltha palustris) waarmee zij vaak samen voorkomt. Het vlammende geel van de Dotters maakt dan plaats voor ingetogen witte sluiers, die na een paar weken vervluchtigen om niets dan groen achter te laten. Vaak sterft de Bittere veldkers bovengronds al vroeg in de zomer af.
Deze soort komt voor in een groot deel van Europa en in West-Azië. In Nederland komt zij voornamelijk in rivier- en beekdalen voor. In de meeste zeekleigebieden en in de gehele duinstreek ontbreekt zij. De Bittere veldkers groeit aan waterkanten en op drassige plaatsen op voedselrijke, kalkrijke of kalkarme grond. Meestal staat ze aan stromend, helder water. Zij verdraagt veel schaduw en kan uitstekend in zware Elzen- en Wilgenbossen of tussen het Riet groeien. In het oosten en zuiden is de Bittere veldkers een plant van bronnetjesbossen en beekoevers, die vooral in Drenthe, Twente, aan de oostrand van de Veluwe en in Midden- en Zuid-Limburg vrij veel voorkomt. Hier en daar is zij ook te vinden in kanaalbermen waar kwel optreedt en aan oude rivierarmen die af en toe doorstroomd worden. Merkwaardig is dat zij in de brongebieden bij Arnhem en Nijmegen en langs de beken in de Gelderse Vallei ontbreekt. In het westen is de Bittere veldkers voornamelijk bekend van het zoetwatergetijdengebied, waar het rivierwater door de tegenstroom van de vloed dagelijks wordt opgestuwd. Zo groeit zij veel langs de Oude Maas en ook in de Biesbosch is zij nog steeds massaal aanwezig. Zij is hier kenmerkend voor de 'middelhoge' delen van grienden en buitendijkse rietlanden, die ongeveer een halve meter onder tot iets boven de gemiddelde hoogwaterlijn liggen.
Tot voor kort gold de Bittere veldkers als vrij zeldzaam, maar de laatste jaren breidt zij zich onmiskenbaar uit. In sommige gevallen is de oorzaak hiervan bekend. Zo is deze soort op enkele plaatsen in het Hollandse polderland met rietzoden uit het rivierengebied aangevoerd. Dat zij zich langs het IJsselmeer begint te vestigen, is ongetwijfeld pas mogelijk geworden door de verzoeting hiervan. Maar haar uitbreiding langs allerlei watergangen in Drenthe en Overijssel heeft iets raadselachtigs en zou nog eens nader moeten worden bestudeerd.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1987 (deel 2).
Bittere veldkers is een bijna exclusieve soort van moerassige standplaatsen, bron- en kwelzones en waterkanten, zoals beek- en rivieroevers. Ze gedijt op voedselrijke, kalkrijke tot kalkarme, lemige tot kleiige bodems. Niettegenstaande ze veeleer als lichtplant kan worden beschouwd, verdraagt de soort behoorlijk wat schaduw. Ze groeit in vrij sterk uiteenlopende omstandigheden, gaande van open tot eerder gesloten rietlanden, vrij open tot vrij dichte door els of wilg gedomineerde valleibossen, bronbossen en kwelzones. Op dergelijke plaatsen kan ze zich goed ontwikkelen waar andere planten het knap lastig hebben door gebrek aan licht in de zomer, of door winterse overstromingen. Ook langs het zoetwatergetijdengebied van rivieren zoals de Schelde en de Durme is ze met enige regelmaat te vinden op de zoetwaterschorren. Kortstondige overstromingen met helder of niet te sterk vervuild water worden goed verdragen. Omdat de soort bovengrondse uitlopers vormt, die bij overstromingen kunnen afgebroken worden en meegesleurd met het stromende water, kan ze zich - in gunstige omstandigheden - vegetatief verspreiden over volledige rivieren- en bekenstelsels.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.