De Brede orchis bloeit in het midden van de lente met een kegelvormige aar bezet met paarsrode bloemen als gevolg. Haar donkergroene bladeren zijn zwartpurper gevlekt. Deze plant komt voor in verschillende delen van Europa op standplaatsen met veel zon en een voedselrijke, weinig bemeste bodem.
Het is een Europese soort, waarvan het areaal moeilijk precies is te begrenzen omwille van verschillen in taxonomische opvattingen. Het verspreidingsgebied situeert zich vooral in Westen Midden-Europa en strekt zich noordelijk tot ZuidScandinavië uit. In België komt brede orchis verspreid over het gehele land voor, maar de soort is algemener in het zuiden en het oosten dan in het noorden en het westen. Het verspreidingsbeeld in de Atlas (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1972) is als een gevolg van verwarringen met verwante taxa niet echt betrouwbaar.
Brede orchis komt verspreid in heel Vlaanderen voor, maar is globaal toch zeldzaam. De soort is het minst zeldzaam in de Kempen en de Leemstreek. Merkwaardig is de geringe overlap tussen de groeiplaatsen van de beide karteringsronden (vooral in Limburg) en tussen de periode 1939-1971 en de historische groeiplaatsen van voor 1939. Het aantal vindplaatsen is in Limburg tijdens de tweede karteringsronde licht toegenomen, maar in Brabant eerder afgenomen. Beide vaststellingen kunnen ten dele een waarnemerseffect zijn. De historische waarnemingen geven vermoedelijk een te geflatteerd beeld (zie commentaar bij rietorchis). Globaal is er een terugval die vermoedelijk belangrijker is dan de frequentiecijfers laten vermoeden: de laatste decennia kregen orchideeën immers veel meer gerichte aandacht dan voordien. Belangrijk in die context van achteruitgang is de vaststelling dat brede orchis in Vlaanderen niet ergens marginaal, maar wel ongeveer centraal in het Europese verspreidingsgebied ligt.
Brede orchis is een meestal laag blijvende en min of meer gedrongen, donkergroene plant, die in het midden van de lente bloeit en waarvan de stengel pas in de loop van de bloei zijn volle lengte bereikt. Naar boven toe is de stengel hol. De bladeren staan schuin af en zijn langwerpig, hoogstens vier maal zo lang als breed, met de grootste breedte omstreeks het midden. Bij het begin van de bloei steken de bladeren nog boven de aar uit. Doorgaans zijn de bladeren gevlekt, met massieve (bij uitzondering ringvormige), zwartpurperen vlekken. Aan het begin van de bloei is de aar kegelvormig. De bloemen zijn gewoonlijk diep paarsrood, soms roze. De zijdelingse sepalen zijn zeven tot twaalf millimeter lang, gekromd, en staan schuin omhoog tot opzij. De zijslippen van de lip zijn eerst vlak uitgespreid en slaan tegen het eind van de bloei min of meer terug. Het honingmerk bestaat uit stippen, streepjes en lussen.
Dactylorhiza majalis s.lat. komt voor in West-, Midden- en Oost-Europa; de meest voorkomende ondersoort, althans in Midden-Europa, is subsp. majalis. Deze behoorde in Nederland halverwege de 20ste eeuw nog tot de meest voorkomende Orchideeën; alleen in het Gronings-Friese zeekleigebied en in hooggelegen, arme zandstreken wordt zij vanouds sporadisch aangetroffen. Inmiddels is zij zeer sterk achteruitgegaan en in vrijwel het hele land zeldzaam geworden. Na Harlekijn vormt zij het meest sprekende voorbeeld van een Orchidee die in enkele tientallen jaren van een vrij gewone verschijning tot een zeldzaamheid geworden is; de achteruitgang van Brede orchis kwam ongeveer een halve eeuw later op gang dan die van Harlekijn.
Brede orchis groeit op zonnige, grazige, vochtige plaatsen op zwak zure tot zwak basische, humus- en basenrijke, vrij voedselrijke maar niet of slechts licht bemeste grond, die 's zomers hoogstens oppervlakkig iets uitdroogt. Veelal staat zij op plaatsen waar basenrijk grondwater uittreedt. Zij groeit op allerlei grondsoorten: veen, zand, leem, löss, rivierklei en lichte zeeklei. Het meest is zij te vinden in hooilanden en hooiweiden met een beperkte productiviteit, die tegenwoordig alleen in natuurreservaten nog in stand gehouden worden. Zij groeit gelijk op met veel van de grassen en schijngrassen in dergelijke hooilanden. Bij toenemende bemesting ruimt zij spoedig het veld, evenals bij ontwatering. Anderzijds verdwijnt zij ook bij langdurig voortgezette verschraling, evenals Harlekijn en in tegenstelling tot Gevlekte orchis en Welriekende nachtorchis. Anders dan haar naaste verwanten Rietorchis en Vleeskleurige orchis is zij zelden of niet in pioniersvegetaties op zandvlakten en zandplaten en in kleigroeven aan te treffen, evenmin als in verlandingsvegetaties.
In de pleistocene streken komt Brede orchis vooral voor in beekdalgraslanden. In heuvelachtige streken zoals Zuid-Limburg en Twente staat zij op drassige plekken op dalwanden. Hooilanden in brongebieden kunnen in de lente hevig blozen van de bloeiende Brede orchissen, een festijn dat slechts op weinig plekken bewaard is gebleven. In polders in het kustgebied staat de plant in niet met kunstmest of gier bewerkte en niet gescheurde hooiweiden, zowel in zoet als in licht brak milieu. Op Texel kleurt zij de weidevogelreservaten in de voorzomer plaatselijk rood; op andere Waddeneilanden zijn vergelijkbare groeiplaatsen vrijwel vernietigd door ontwatering en herontginning. Langs de Friese westkust staat zij op diverse waarden en ook op een paar plaatsen binnendijks. Verder is Brede orchis zowel in beekdalen als in het polderland te vinden in blauwgraslanden, soms ook aan de rand van heidegebieden, echter alleen op plaatsen waar de basenrijkdom van de grond door grond- of oppervlaktewater voldoende op peil gehouden wordt. In vochtige duinvalleien verschijnt zij gewoonlijk pas nadat deze door de mens in gebruik genomen (of geweest) zijn als hooi- of weiland. Enkele tientallen jaren geleden was zij nog her en der in overhoekjes van het cultuurlandschap aan te treffen, maar daar is zij door alomtegenwoordige invloed van ontwatering en zware bemesting zo goed als geheel verdwenen. Een enkele maal is zij nog in kanaalbermen aan te treffen. Planten waarmee Brede orchis dikwijls samen optreedt, zijn Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum), Rood zwenkgras (Festuca rubra subsp. commutata), Lidrus (Equisetum palustre), Veldzuring (Rumex acetosa), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Pinksterbloem (Cardamine pratensis), Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi), Dotterbloem (Caltha palustris), Moerasrolklaver (Lotus uliginosus), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Kale jonker (Cirsium palustre), Ruw walstro (Galium uliginosum), Kleine valeriaan (Valeriana dioica), plaatselijk Addertong (Ophioglossum vulgatum), Bevertjes (Briza media), in beekdalen ook Kruipend zenegroen (Ajuga reptans) en Moerasstreepzaad (Crepis paludosa).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Vochtige tot natte, niet of weinig bemeste, extensief beweide graslanden of moerassige hooilanden vormen de habitat van de vroeg bloeiende brede orchis.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.