Veelstengelige waterbies is een lage, glanzend grasgroene plant die in dichte pollen groeit. Ze heeft dunne, rolronde stengels en bloeit met aren tot anderhalve centimeter lang, die tot dertig bloemen bevatten. Kenmerkend is de voortplanting door prolificatie, waarbij de aar na de bloei in het water ligt en nieuwe stengels vormt. Deze soort groeit voornamelijk in voedsel- en basenarme, zure wateren met een humusarme tot venige bodem, zoals heidevennen en zand- of leemputten. Ze komt voor van West-Europa tot het Atlasgebied en de Azoren, en is vooral te vinden in Nederland in pleistocene streken en duinen. Veelstengelige waterbies is goed bestand tegen verzuring, zolang de vennen droogvallen.
Veelstengelige waterbies is een Europese soort met een Atlantisch verspreidingspatroon. Ze komt verspreid voor van Zuidwest-Frankrijk tot Zuid-Scandinavië (incl. de Britse Eilanden) en, meer gelocaliseerd, in (vooral Atlantisch) Zuid-Europa. Centraal in dat areaal ligt België, waar de plant alleen is aangetroffen in de Kempen en op een aantal zandige plekken in Oost- en West-Vlaanderen.
Het aantal vindplaatsen van veelstengelige waterbies is in de meeste gebieden vooruitgegaan. Dat komt hoogstwaarschijnlijk overeen met een reële uitbreiding. Momenteel is de plant in Vlaanderen globaal vrij zeldzaam. ln het bijzonder van de verzuring, die sinds de jaren 70 in heel wat vennen plaatsgreep, heeft de soort kunnen profiteren. Veelstengelige waterbies zal echter verdwijnen indien verzuring en eutrofiëring zich blijven doorzetten.
Veelstengelige waterbies is een lage, glanzend grasgroene, in dichte pollen groeiende voorzomer- en zomerbloeier met talrijke rechtopstaande tot liggend-opstijgende, rolronde, tot een millimeter dikke stengels. De scheden zijn bruin; de bovenste is duidelijk scheef (onder een hoek van 45° met de stengel) afgesneden en heeft een vliezige rand, waaruit de rugnerf soms als een stekelpuntje uittreedt. De aar wordt tot anderhalve centimeter lang en in de vruchttijd tot een halve centimeter dik, en bevat tot dertig bloemen. De kafjes zijn rossig-bruin; het onderste kafje omvat de aarspil geheel, is korter dan de overige kafjes en draagt geen bloem, maar wel een slapende knop (dit kan ook bij het volgende kafje het geval zijn). Dikwijls buigt de stengel na de bloei door, zodat de aar in het water komt te liggen. Dan groeit genoemde knop uit tot een nieuwe stengel en tenslotte tot een nieuw plantje. Deze vorm van voortplanting is een vorm van prolificatie, een verschijnsel dat in iets andere vorm bekend is van de in soortgelijke milieus groeiende Knolrus (Juncus bulbosus) en verder van Padderus (J. subnodulosus), Knolbeemdgras (Poa bulbosa) en Looksoorten (Allium spp.). De bloemen bevatten vijf borstels. De stijl heeft drie stempels en het nootje is driekantig: hierin verschilt deze soort van Gewone en Slanke waterbies.
Veelstengelige waterbies heeft een vrij beperkt areaal: West-Europa van Portugal tot Zuid-Scandinavië met voorposten in Oost-Duitsland en Noord-Italië, op Sardinië, in het Atlasgebied en op de Azoren. In Nederland is zij vrij zeldzaam in de pleistocene streken, maar plaatselijk vrij algemeen, met name in Noord-Brabant, Twente en het grensgebied van Friesland en Drenthe. Voorts komt zij zeldzaam voor in de duinen van Schoorl tot op Ameland.
Veelstengelige waterbies is kenmerkend voor voedsel- en basenarme, kalkloze, zwak tot sterk zure wateren met een humusarme tot venige zand- of leembodem. Hierin staat zij in ondiepe delen die 's zomers in de regel droogvallen. Het meest groeit zij in heidevennen, zowel in de oeverzone van natuurlijke, schotelvormige vennen als in gegraven heideplasjes met een vlakke bodem. Vooral in dit laatste ventype treedt zij op de voorgrond, bijvoorbeeld in Drentse heideplassen en Twentse 'kluunvennen', die ontstaan zijn door turfwinning uit met veen gevulde laagten in de heide (kluunturf werd gebruikt om vuur 's nachts af te dekken en smeulende te houden). Ook in zand- en leemputten, op ijsbaantjes en in nieuw gegraven poelen en greppels in voedselarme zandgebieden kan zij zich vestigen. Het water waarin zij groeit, is voor een groot deel van neerslag afkomstig, maar ook grondwater speelt een zekere rol. In hoogveen dat alleen door regenwater gevoed wordt, ontbreekt zij. Veel venplanten waarmee zij vroeger regelmatig samen voorkwam, zijn hard achteruitgegaan, bijvoorbeeld Moerashertshooi (Hypericum elodes), Oeverkruid (Littorella uniflora) en Moerassmele (Deschampsia setacea). In tegenstelling tot deze soorten blijkt Veelstengelige waterbies zelf goed bestand tegen de huidige sterke verzuring van heidevennen ten gevolge van luchtverontreiniging, althans zolang de vennen periodiek blijven droogvallen. Haar gezelschap bestaat nu veelal uit Knolrus (Juncus bulbosus), Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum) en/of Geoord veenmos (S. denticulatum) en eventueel Veenpluis. Mede dankzij haar voortplantingswijze — prolificatie van overbuigende halmen — blijkt Veelstengelige waterbies goed opgewassen tegen Veenmossen en Knolrus, al bereikt zij veel minder hoge dichtheden dan haar rivalen. In natte duinvalleien en droogvallende duinplassen wijst haar verschijning op ontkalking; soorten als Waterpunge (Samolus valerandi) en Stijve moerasweegbree (Echinodorus ranunculoides) beginnen dan juist het veld te ruimen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Veelstengelige waterbies is een amfibische soort van droogvallende venoevers, waar ze vrij forse pollen kan vormen. De plant is redelijk kieskeurig wat bodemen waterkwaliteit betreft en die optimale toestand is tegenwoordig vaak alleen te vinden in de Kempen. Het gaat om zuur, voedselarm water met veelal geen of een geringe zuurbuffering. De soort geeft de voorkeur aan een grofzandige bodem binnen wortelbereik, met daarboven een organische laag. ln een dergelijk milieu bereikt ze ook de hoogste bedekkingen. De vaak aanwezige organische laag wijst erop dat ze geen echte pionierssoort ís, maar haar plaats heeft in het verlandingsproces. Ze kan echter snel verdwijnen wanneer de voedselrijkdom zo hoog is dat grotere moerasplanten het touw overnemen. In zo'n situatie biedt enkel een beheersmaatregel als plaggen of maaien soelaas (RUYSSCHAERT 2002).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.