Boshavikskruid is een middelhoge, donkergroene nazomerbloeier. De stengelbladeren zijn langwerpig-eirond, met een getande rand. In het midden van de stengel staan de bladeren vaak opeengehoopt. De hoofdjes staan in een vrij vlakke, tuilvormige bloeiwijze. Het omwindsel bestaat uit blaadjes met een stompe top en maakt een zwartachtige indruk door de vaak talrijke klierharen. De richels tussen de mazen van de bloemhoofdjesbodem zijn getand. Boshavikskruid komt voor in houtwallen.
Het areaal van boshavikskruid omvat een groot deel van Europa. Het zwaartepunt ervan ligt in West- en Midden-Europa. Naar het noorden toe wordt de soort zeldzamer of ontbreekt ze. In het zuiden mijdt ze het gebied rond de Middellandse Zee vrijwel volledig. Meer naar het zuidoosten reikt het areaal tot aan de Zwarte Zee. Ook boshavikskruid heeft de neiging om via hybridenzwermen op te gaan in verwante soorten, vooral aan de rand van het areaal. In Wallonië komt boshavikskruid wijdverspreid voor.
In Vlaanderen is boshavikskruid globaal vrij algemeen. De soort lijkt vooruit te gaan, niet alleen in de Kempen waar ze in de eerste plaats toch vooral een bosplant blijft, maar ook in de Leemstreek. Vooral in spoorwegbermen schijnt de plant op te rukken. Algemeen kan men stellen dat er een uitbreiding plaatsvindt in westelijke richting. Opvallend is een concentratie vindplaatsen in bermvegetaties ten zuidoosten van Brugge. Dat lijkt misschien vreemd, maar rond 1860 vond Scheidweiler boshavikskruid op de grens van Oost- en West-Vlaanderen, net ten oosten van die cluster recente vindplaatsen.
Boshavikskruid is een middelhoge tot hoge, donkergroene, alleen boven het midden vertakte nazomerbloeier. Het is een echte herfstbode, die als laatste van de inheemse Havikskruiden begint te bloeien, maar daarmee niet tot diep in de herfst doorgaat. In de bloeitijd zijn de rozetbladeren afgestorven. De stengelbladeren zijn langwerpig-eirond, met de grootste breedte nabij de voet en met een getande rand; de bovenste hebben een zittende, afgeronde of iets hartvormige voet. Ongeveer in het midden van de stengel staan de bladeren vaak opeengehoopt; vooral op betrekkelijk schaduwrijke plekken kunnen ze een bladmozaïek vormen (evenals bij Klein springzaad, Impatiens parviflora). De hoofdjes staan in een vrij vlakke, tuilvormige bloeiwijze. Het omwindsel bestaat uit blaadjes met een stompe, niet afstaande top en maakt een zwartachtige indruk door de vaak talrijke klierharen. De richels tussen de mazen van de bloemhoofdjesbodem zijn getand; sommige van de tanden zijn zo lang dat ze op haren lijken. Hierdoor en door de gewoonlijk zwartachtige stijlen is Boshavikskruid van Stijf en Schermhavikskruid te onderscheiden. Boshavikskruid komt voor in West-, Midden- en Oost-Europa en rondom de Zwarte Zee; Scandinavië en het Middellandse-Zeegebied vallen grotendeels buiten het areaal. In Nederland is het voornamelijk uit de zuidoostelijke helft van het land bekend. In Limburg, Noord-Brabant, Oost-Gelderland en Twente is het plaatselijk vrij algemeen. Verder noordwaarts staat het hier en daar in de provincie Utrecht, in aangrenzende delen van Zuid- en Noord-Holland en in Noordwest-Overijssel, maar niet of nauwelijks op de Veluwe. In het noorden en langs de kust is Boshavikskruid slechts op een paar verspreide vindplaatsen aangetroffen. In de duinen en op zeeklei ontbreekt het geheel.
Boshavikskruid is in de nazomer in sommige streken een vrij opvallende verschijning in houtwallen, waar het samen met Gladde witbol (Holcus mollis) plaatselijk in groot aantal optreedt, bijvoorbeeld in Twente. Ook aan bosranden op lemige, vochthoudende, min of meer kalkarme maar niet sterk zure grond kan het op de voorgrond treden. In bescheiden aantallen staat het ook op oeverwallen van bosbeken, samen met bijvoorbeeld Echte guldenroede, Muursla, Schaduwgras (Poa nemoralis), Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana) en Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis). Zowel binnen als buiten zijn gesloten verspreidingsgebied treedt het als spoorwegbegeleider op, het meest in Zuid- en Midden-Limburg, zowel in lichte schaduw als op zonnige plaatsen. Dikwijls lijken de exemplaren van onbeschaduwd terrein vrij sterk op Stijf havikskruid, in tegenstelling tot de planten die in bosgebieden voorkomen. Vroeger is Boshavikskruid een paar keer op muren gevonden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Boshavikskruid is vormenrijk, met overgangsvormen naar verwante soorten zoals schermhavikskruid en stijf havikskruid. De soort groeit bij voorkeur in de halfschaduw. Men vindt ze vooral op eerder droge maar wel vochthoudende terreinen met lichte, zandige tot wat lemige, vrij zure tot licht zure bodems. Soms staat ze op uitgeloogde leem of zandleem. De plant houdt van matig voedselrijke standplaatsen. Ook voor dit havikskruid kunnen de groeiplaatsen nogal sterk variëren. Zo groeit de soort in lichte bossen met nogal wat open plekken, langs bosranden en houtkanten, en in wat ruigere heideterreinen. Verder komt ze vaak voor in allerhande bermen langs wegen, kanalen en spoorwegen, meestal in de halfschaduw van houtige gewassen. Maar ook op ‘nieuwe’ terreinen, zoals opgespoten en sterk vergraven gronden en allerlei braakterreinen bij industriële sites, kan men de soort waarnemen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.