Bosbies is een middelhoge tot hoge plant met glanzend grasgroene bladeren en kruipende wortelstokken. De stengel is stomp driekantig en volledig bebladerd, met bladeren die een V-vormige middenstrook en ruw gekartelde randen hebben. De omvangrijke, pluimvormige bloeiwijze bestaat uit kleine grijsbeige aren met tien tot twintig bloemen per aren. De bloemen hebben zes borstels en een driekantig, bleek strokleurig nootje.
Bosbies groeit op vochtige, goed doorluchte gronden zoals leem en zandige klei, vaak op plekken waar grondwater uittreedt. De plant komt voor in Europa en de koel-gematigde zone van Azië, vooral in lichte delen van bron- en beekbossen, dalwanden, slootkanten en kanaaloevers. Vaak wordt Bosbies aangetroffen in natuurreservaten en wordt in de herfst gemaaid om de bloemrijkdom te behouden. De zeldzame ridderwants Cymus aurescens leeft in de bloeiwijze van Bosbies.
Bosbies is een vrij forse ruige plantensoort die het vooral goed doet onder maaibeheer. Net zoals vele andere planten van de vochtige ruigte maai je Bosbies best eind september of in oktober. Dit kan elk jaar maar mag ook om de 2 of 3 jaar. Best maai je elk jaar een deel van de ruigte en laat je een deel staan, rotatiebeheer genoemd. Dit is belangrijk voor vele insectensoorten. Later dan oktober maaien kan ook maar vaak is het dan al te nat. Vermits Bosbies op vochtige tot natte bodems groeit moet je opletten voor bodemverdichting. Maak dus geen gebruik van zware machines
Ook in Dotterbloemgraslanden komt Bosbies soms voor. Deze graslanden maai je in juli. Later maaien is voor Bosbies beter maar in vrij productieve Dotterbloemgraslanden kan je best 2 keer maaien en is een eerste maaibeurt in juli nodig. Zo voorkom je dat deze graslanden verruigen en dat minder forse planten als Bosorchis en Echte koekoeksbloem meer kansen krijgen.
Ook onder extensieve begrazing kan Bosbies standhouden. Maar wil je dat naast Bosbies soorten als Moerasspirea, Echte Valeriaan en Koninginnenkruid mooi in bloei komen, dan is maaibeheer een betere optie.
Bosbies is een soort van gematigd Europa en Azië. In België is ze wat algemener verspreid in Wallonië dan in Vlaanderen.
In Vlaanderen is bosbies globaal een algemene soort. Ze komt het meest voor in de Kempen en de Leemstreek. In de Duinen en de Polders ontbreekt ze nagenoeg volledig. Er is weinig of geen verandering te bemerken in de verspreiding van bosbies in Vlaanderen.
Bosbies is een middelhoge tot hoge, glanzend grasgroene, in losse groepen groeiende voorzomer- en zomerbloeier met kruipende wortelstokken. De forse, stomp driekantige stengel is over zijn volle lengte bebladerd. De bladeren hebben een ruime schede en een tot anderhalve centimeter brede, overhangende, vrij vlakke bladschijf met een V-vormig verdiepte middenstrook en een driekantige top. De randen en de onderkant van de middennerf zijn ruw. De omvangrijke, los pluimvormige, rijkbloemige bloeiwijze, die meer dan twee decimeter lang en ongeveer even breed kan worden, geeft de plant een wat topzwaar uiterlijk. Voor de bloei is zij hoofdjesachtig samengetrokken. Aan de voet heeft zij één tot drie bladachtige schutbladen die niet of nauwelijks buiten de bloeiwijze uitsteken. Soms staat in de oksel van het bovenste stengelblad nog een kleinere nevenbloeiwijze. De kleine deelbloeiwijzen (aren) zijn grijzig tot beige van tint, drie à vier millimeter lang en half zo breed, deels alleenstaand, deels tot kleine kluwens verenigd, en bevatten tien tot twintig bloemen. Deze hebben zes borstels, die evenals het nootje ongeveer een millimeter lang zijn. De stijl draagt drie stempels. Het nootje is driekantig en bleek strokleurig.
Bosbies komt voor in Europa, met uitzondering van de noordelijkste en zuidelijkste delen, en in de koel-gematigde zone van Azië. In Nederland is zij plaatselijk vrij algemeen in de zuidoostelijke helft en het midden van het land en zeldzaam in Zuid- en aangrenzend Noord-Holland. Zij ontbreekt in Groningen en de noordwestelijke helft van Friesland, op de Waddeneilanden, in Noord-Holland benoorden het IJ en in het Deltagebied vanaf het Haringvliet zuidwaarts.
Bosbies groeit op vochtige tot drassige, maar goed doorluchtige, humeuze leem, löss, zandige klei en lemige of slibrijke zandgrond, die onder invloed staat van beweeglijk, voedsel- en basenrijk grondwater. Op haar groeiplaatsen beheerst zij met haar omvangrijke bloeiwijzen 's zomers vaak het beeld van de vegetatie, hoewel de stengels relatief ver uit elkaar staan. In weerwil van haar naam is Bosbies geen typische bosplant; zij staat wel op lichte plekken in bronbossen en beekgeleidende broekbossen, maar in het volle licht gedijt zij beter. In dalwanden van rivier- en beekdalen markeren Bosbies-vegetaties plekken waar diep grondwater uittreedt. Vaak gaat het om terreinglooiingen die veel drassiger blijken dan hun hoogteligging ten opzichte van beek of rivier zou doen verwachten. Ook lager in het dal van beken en kleine rivieren kan Bosbies op de voorgrond treden, hetzij in ruigten direct langs de oever, hetzij in laagten achter de oeverwal of aan 's winters doorstroomde beekarmen. Verder staat zij her en der aan slootkanten en kanaaloevers en doet dan waterbeweging in de ondergrond vermoeden, bijvoorbeeld aan kwelsloten onderlangs kanaal- en rivierdijken. Zij lijkt echter ook vrij lang te kunnen standhouden op plekken waar de grondwaterstromingen, die haar vestiging mogelijk maakten, verdwenen zijn. Bosbies-vegetaties van enige omvang zijn tegenwoordig goeddeels tot natuurreservaten beperkt. Gewoonlijk worden ze tegen de herfst gemaaid, wat de bloemrijkdom ten goede komt, maar zonder maaien kunnen ze lange tijd als ruigte in stand blijven. Begeleiders zijn onder meer Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Gewone engelwortel (Angelica sylvestris), Kale jonker (Cirsium palustre) en plaatselijk Adderwortel (Polygonum bistorta).
Op Bosbies is de zeldzame ridderwants Cymus aurescens gespecialiseerd, die in de bloeiwijze leeft en zich met de vruchten voedt.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Bosbies is een typische kwelindicator. De aanwezigheid van kwel is meestal belangrijker dan de bodemtextuur. Enkel op zeeklei komt de soort nauwelijks voor; mogelijk verdraagt ze geen brakke kwel. De kwaliteit van het kwelwater is vermoedelijk minder belangrijk voor deze soort dan voor nogal wat andere kwelindicatoren. Bosbies staat bijvoorbeeld aan de voet van kanaaldijken waar voedselrijk en tamelijk sterk vervuild water door de dijk sijpelt. Ooit schijnt bosbies vooral een hooilandplant geweest te zijn in dotterbloemgraslanden, maar momenteel wordt de soort vooral in verruigende natte graslanden of in echte ruigten aangetroffen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.