Daslook is een lage tot middelhoge grasgroene plant die in grote groepen groeit en in de tweede helft van de lente bloeit. De stengel is driekantig of half rond, met langwerpige bladeren aan de voet. De onderkant van het blad is donkerder dan de bovenkant. Het scherm is breed en gewelfd, met zuiverwitte, stervormige bloemen. De plant zaait zich overvloedig uit en sterft tegen de zomer bovengronds af, waarbij een sterke uiengeur vrijkomt. Daslook groeit op voedselrijke, kalkhoudende, vochtige grond, vooral in loofbossen aan de voet van krijt- en leemhellingen.
Daslook komt over vrijwel geheel West- en Midden-Europa voor. Noordelijk vindt men de soort tot Zuid-Scandinavië en de Baltische Staten, oostwaarts tot in Europees Rusland. De soort ontbreekt grotendeels in het Middellandse-Zeegebied, maar komt wel voor in de Kaukasus en in Klein-Azië.
De vindplaatsen van deze vrij algemene soort liggen in Vlaanderen sterk geconcentreerd, vooral in de Leemstreek in het zuiden van Oost-Vlaanderen en in Vlaams-Brabant. Daar komen vaak zeer grote populaties voor. Buiten dat kernareaal zijn de populaties vaak klein. Soms betreft het maar enkele planten. Er is een lichte toename van het aantal bekende groeiplaatsen, zonder dat het verspreidingspatroon echt verandert.
Daslook is een lage, soms middelhoge, grasgroene, in pollen en vaak in zeer grote groepen groeiende plant, die bloeit in de lente (voornamelijk in de tweede helft daarvan). In architectuur lijkt het enigszins op Lelietje-van-dalen. De stengel is driekantig of op doorsnede half rond. De plant draagt alleen aan de voet bladeren. Deze hebben een langwerpige of lancetvormige, eironde bladschijf met een spitse top, een afgeronde of zwak wigvormige voet en een steel die ongeveer even lang is als de bladschijf. Opmerkelijk genoeg is de onderkant van het blad naar boven gekeerd en donkerder van tint dan de eigenlijke bovenkant. De planten worden niet ouder dan zeven à acht jaar en bloeien gewoonlijk niet vô6r hun vijfde jaar. De bloeischede bestaat uit twee spits langwerpig-eironde, afvallende kleppen. Voor de bloei lijkt de bloeistengel met de door de bloeischede omhulde bloeiwijze op een speer. Het scherm is vrij dicht, meer breed dan hoog en min of meer gewelfd, en bevat geen broed bollen. Het bloemdek is zuiverwit en stervormig uitgespreid. De meeldraden zijn korter dan de bloemdekbladen. De helmdraden zijn priemvormig en niet getand. Na de bloei valt het bloemdek meestal af. De vruchtzetting is overvloedig; de plant vermenigvuldigt zich op grote schaal door zaad en slechts in beperkte mate door nevenbollen: een uitzondering onder bolgewassen. Tegen de zomer sterft de plant bovengronds af. De gele, verwelkende massa's verspreiden dan een nog zwaardere uiengeur dan tijdens de bloei reeds het geval was.
Daslook komt voornamelijk voor in West-, Midden- en Oost-Europa, noordwaarts tot Midden-Noorwegen en het Baltische gebied; voorts in de Kaukasus en op verspreide plaatsen in Zuid-Europa. In Nederland is het oorspronkelijk wild in Zuid-Limburg en vermoedelijk ook hier en daar in de duinstreek tussen Bergen en 's-Gravenhage; in deze gebieden is het vrij zeldzaam, hoewel plaatselijk zeer talrijk. Verder komt het als stinzenplant voor in Friesland, Groningen met aangrenzend Noord-Drenthe, Utrecht, het Gelderse rivierengebied, op de Zuid-Hollandse eilanden en op Walcheren. Langs de Utrechtse Vecht is het voorkomen al van oudere datum, getuige een 17de-eeuwse melding voor Maarssen door Commelin, die dc plant ook van Brederode bij Santpoort opgeeft. De plant is in Nederland wettelijk beschermd. Daslook is een bosplant van voedsel- en humusrijke, losse en tevens vrij vochtige, kalkhoudende grond met snelle strooiselvertering. In Zuid-Limburg beheerst het plaatselijk de ondergroei in loofbossen aan de voet van krijt- en leemhellingen, waar zich het door erosie vrijgekomen bodemmateriaal verzamelt. De groeiplaatsen aan de binnenduinrand zijn deels vergelijkbaar, al is niet overal een sterk reliëf aanwezig. Behalve aan de voet van duinhellingen staat Daslook ook in de buurt van (voormalige) duinbeken. In het algemeen is zowel op de Zuid-Limburgse groeiplaatsen als op die in de duinen op geringe diepte afstromend water of drangwater aanwezig. In de rest van het land is Daslook goeddeels tot landgoedbossen beperkt, waar het als stinzenplant te beschouwen is. In Oost-Groningen handhaaft het zich na uitzaaiing al sinds tientallen jaren in een bosje, van waaruit het ook aanpalende weilanden binnendringt - tot ongenoegen van de boeren, omdat de melk er een uiensmaak door krijgt. Ook elders blijkt Daslook zich na aanplanting sterk te kunnen vermeerderen, zowel in bosjes als in tuinen, wat ten koste van medebewoners pleegt te gaan. In Westfalen komt het in Parelgras-Beukenbos tot dicht bij de Nederlandse grens voor, maar het overschrijdt dc grens hier niet. Daslook is voor andere bosplanten vaak een nogal onverdraagzaam gewas. Mogelijk spelen uitscheidingsproducten daarbij een rol, maar ook het puur mechanisch onderdrukkende effect van de ineenzijgende massa's Daslook op andere gewassen moet niet worden onderschat. Daar staat tegenover dat het in zijn bladeren een grote hoeveelheid nitraat opslaat, die na hun verwelking direct beschikbaar komt voor bosplanten die pas 's zomers volop tot wasdom komen - voor zover het bos dan niet te schaduwrijk is voor hun ontwikkeling. Planten die naar vermogen Daslook vergezellen, zijn onder meer de zich iets vroeger ontwikkelende lentebloeiers Speenkruid (Ranunculus ficaria), Muskuskruid (Adoxa moschatellina), Vingerhelmbloem (Corydalis solida) en Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), voorts Gewone salomonszegel, Bosandoorn (Stachys sylvatica) en Groot heksenkruid (Circaea lutetiana), de grassen Bosgierstgras (Milium effusum), Schaduwgras (Poa nemoralis) en Ruwe smele (Deschampsia cespitosa), en alomtegenwoordige stikstofminnaars zoals Grote brandnetel (Urtica dioica) en Kleefkruid (Galium aparine).
Daslook is voedselplant van de larven van de zweefvliegen Cheilosia fasciata en C. maculata. Beide soorten komen in Zuid-Limburg voor; de tweede is talrijker dan de eerste. C. fasciata vliegt voornamelijk in het vroege voorjaar; haar larve is een bladmineerder. C. maculata vliegt vooral in de tweede helft van de lente en is evenals de eerstgenoemde soort aan groeiplaatsen van Daslook gebonden, maar in welke organen van de plant haar larven zich ontwikkelen, moet nog nader worden onderzocht. De vrouwtjes vliegen laag over de grond onder de Daslookplanten door. Nog niet uit Nederland bekend, maar wel te verwachten is het motvlindertje Acrolepiopsis betulella, een daslookspecialist wiens rups zich in het voorjaar in bloeiwijzen en vruchten van de plant ontwikkelt en waarvan de volwassen vlinder 's zomers en na overwintering opnieuw in de volgende lente vliegt. Daslook is voorts gastheer van enige roestzwammen, waaronder enkele Melampsora-soorten, die voor andere stadia van hun levenscyclus op houtgewassen uit de Wilgenfamilie (Salicaceae) zijn aangewezen. Een andere roest met gastheerwisseling is Puccinia sessilis, waarvan een van de formae speciales pendelt tussen Rietgras (Phalaris arundinacea) en Daslook.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Daslook komt voor in de wat schaduwrijkere loofbossen (vooral hellingbossen) in de Leemstreek. De soort groeit er op voedselrijke, vochtige tot natte, lemige tot kleiige gronden met goed verterend strooisel. De standplaatsen zijn gewoonlijk neutraal tot licht kalkrijk, een enkele keer ook licht zuur. Vaak vindt men de soort in grote populaties aan de voet van hellingen. Dergelijke sterk door daslook gedomineerde vegetaties kunnen in iets minder hellende situaties ook optreden net buiten het bereik van kwel. De plant verdraagt uitdroging slecht, maar ze houdt evenmin van overstromingen. Kaalslagen en open situaties van beperkte duur worden nog net verdragen zonder dat de populatiedichtheid blijvende schade oploopt. Buiten het bos komt de plant slechts zelden voor, het meest nog in bredere houtkanten. Ze is matig gebonden aan oud bos. Het is dus een eerder slech- te kolonisator van nieuw bos, tenzij het bij oud bos aansluit. De soort kan ook als stinsenplant voorkomen in parken.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.