Duits viltkruid is een lage, grijswit viltige herfstbloeier. De plant heeft aan de voet een duidelijk herkenbare, rechtopstaande hoofdas, die afgesloten wordt door een kluwen van hoofdjes. Vlak onder de hoofdjeskluwens bevinden zich geen bladeren die opvallend buiten de kluwen uitsteken. De middelste omwindselbladen van de hoofdjes hebben een afgeronde rug en een rechtopstaande top; ze zijn strogeel en kaal, afgezien van een groenige, behaarde plek midden op de rug, die door een halvemaanvormige, wijnrode vlek wordt omzoomd. Duits viltkruid groeit op open, zonnige plekken op matig droge tot iets vochtige bodem die door de mens bewerkt is.
Duits viltkruid is een Euraziatische soort. In Europa komt het voor in een lange strook tussen 45 en 50° N.B., met uitlopers naar het zuiden (in Italië) en naar het noorden (in Duitsland en Denemarken). ln België is de soort steeds talrijker geweest in Wallonië.
In Vlaanderen zijn er in hoofdzaak historische gegevens ( van voor 1940) gebaseerd op herbariumcollecties en literatuur. De meeste van die waarnemingen stammen uit de negentiende eeuw. Ze situeren zich hoofdzakelijk in de oostelijke helft van Vlaanderen. Tijdens de eerste karteerperiode werd Duits viltkruid vooral nog in het Hageland gevonden. De twee vondsten tijdens de tweede karteerperiode zijn daarentegen afkomstig uit het noorden van Oost-Vlaanderen. Duits viltkruid is een uiterst zeldzame en met uitsterven bedreigde soort. De groeiplaats in de Gentse kanaalzone is ondertussen vernietigd. Op de andere groeiplaats (Fort van Haasdonk, Beveren) is Duits viltkruid nog altijd talrijk aanwezig. Elders in Europa heeft de soort een vergelijkbaar proces van achteruitgang meegemaakt.
Duits viltkruid is een lage tot zeer lage, zelden middelhoge, grijswit viltige, doorgaans eenjarige zomeren herfstbloeier. Gewoonlijk is de plant aan de basis niet vertakt, maar bij forse exemplaren kunnen aan de basis verscheidene 'gelijkwaardige' stengels ontspringen. De plant (respectievelijk elk van haar takken) heeft tenminste aan de voet een duidelijk herkenbare, rechtopstaande hoofdas, die afgesloten wordt door een kluwen van hoofdjes. Goed ontwikkelde planten hebben een kandelaarachtige habitus, doordat onder de genoemde hoofdjeskluwen een paar zijtakken ontspringen, die zich oprichten en weer in een hoofdjeskluwen eindigen. Deze gaffelvormige vertakkingswijze kan zich enkele malen herhalen. Tegenwoordig echter worden in ons land hoofdzakelijk kleine, onvertakte exemplaren aangetroffen. De bladeren zijn naar de top geleidelijk versmald, onder het midden het breedst, dikwijls met ietwat gekroesde rand. Vlak onder de hoofdjeskluwens bevinden zich geen bladeren die opvallend buiten de kluwen uitsteken: een verschil met Geel viltkruid en Spatelviltkruid. De bolronde, dichte kluwens tellen ongeveer twintig tot dertig hoofdjes. De middelste omwindselbladen hebben een afgeronde rug en een rechtopstaande top; ze zijn strogeel en kaal, afgezien van een groenige, behaarde plek midden op de rug, die door een halvemaanvormige, wijnrode vlek wordt omzoomd. Na de bloei vervagen deze tinten. In het centrum van het hoofdje bevinden zich hoogstens vier tweeslachtige (vierslippige) bloemen en minstens vijftien vrouwelijke (draaddunne) bloemen.
Duits viltkruid komt voor in West-, Midden- en Zuidoost-Europa en in sommige delen van Zuidwest- en Midden-Azië. In Nederland is het nooit algemeen geweest, maar toch op allerlei plaatsen in het westen, midden en zuidoosten aangetroffen. Concentraties van vindplaatsen bevonden zich onder meer in Zuid-Limburg, om Nijmegen en in het Gooi, maar in deze streken is de soort sinds lang niet meer waargenomen. Anno 1975 was Duits viltkruid alleen nog van de Utrechtse Heuvelrug en de duinen bij Schoorl bekend, maar inmiddels is het ook op een paar andere plaatsen in Noord-Holland, in Zeeland en aan de Veluwezoom weer gevonden. Opmerkelijk is dat de plant ondanks haar grote zeldzaamheid en haar weinig effectief lijkende verspreidingswijze nog steeds op ver uiteenliggende plekken opduikt.
Duits viltkruid groeit op open, zonnige plekken op matig droge tot iets vochtige, vaak enigszins kalkhoudende, humusarme, slibhoudende, ongeveer neutraal reagerende bodem. Het staat op zand, leem en zandige klei, ook op stenige grond. Steeds betreft het substraten die een of andere bewerking door de mens hebben ondergaan. Het is vooral aangetroffen aan wegkanten, op zeedijken, bouw- en braakland, zandwallen en in Zuid-Limburg in grindgroeven. De weinige recente, bestendige groeiplaatsen lopen ogenschijnlijk sterk uiteen, maar steeds gaat het om omgewerkte, verplaatste of met 'vreemd' materiaal vermengde grond. Bij Schoorl staat Duits viltkruid op open duinhellingen, die vroeger ter voorkoming van verstuiving met slootbagger zijn afgedekt. Tevens is hier het van nature zeer kalkarme duinzand vermengd met schelpgruis, dat voor de verharding van paden is aangevoerd. In het Veerse Meer staat Duits viltkruid, samen met zijn verwant de Bleekgele droogbloem, op tamelijk schelprijk zand van een drooggevallen plaat, die vroeger ter bestrijding van Akkerdistel gefreesd werd. Op Texel, waar het plantje omstreeks de laatste eeuwwisseling algemeen voorkwam, is het na jarenlange (schijnbare?) afwezigheid onlangs teruggevonden op de Waddenzeedijk. Hier staat het aan een wegrand op een mengsel van grind en aangevoerde rivierklei. Op de Utrechtse Heuvelrug groeit Duits viltkruid op de grens van een lemige, half-verharde weg en een af en toe omgeploegde brandgang in hellingbos. In al deze gevallen is er dus wel een zekere overeenkomst met het vroegere Viltkruidmilieu op braakliggend akkerland. Sporadisch en onbestendig komt Duits viltkruid voor op spoorwegemplacementen, opgespoten terreinen en zandlichamen voor wegaanleg. Ook is zij onlangs spontaan in een tuin opgedoken. Begeleiders zijn onder meer Zachte ooievaarsbek (Geranium molle), Veldereprijs (Veronica arvensis), Gewone zandmuur (Arenaria serpyllifolia), Hertshoornweegbree (Plantago coronopus), Muurpeper (Sedum acre), Veldbeemdgras (Poa pratensis) en Vergeet-mij-nietjes (Myosotis spp.). Ook kan Duits viltkruid door allerlei topkapselmossen (met name Bryum-soorten en Pottiaceae) en korstmossen (vooral Cladonia spp.) worden vergezeld.
In de regel is Duits viltkruid een eenjarige plant, maar bij uitzondering vormt zich aan de stengelvoet wel eens een nieuwe rozet, die voortzetting van het bestaan mogelijk maakt.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Duits viltkruid is een soort van akkers en jonge, open terreinen, die ook in open, droge graslanden en bermen voorkomt. De soort heeft geen voorkeur voor zure of basische bodems. Duits viltkruid is echter zeer gevoelig voor bemesting. In de loop van de twintigste eeuw is de soort dan ook sterk achteruitgegaan. De standplaatsbeschrijvingen op het herbariummateriaat uit de negentiende eeuw spreken meestal van wegranden, bermen, zanderige hellingen, droge bosranden enz.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.