Zeeweegbree is een lage tot middelhoge, overblijvende plant met vlezig, lijnvormig blad en bloeit in de voorzomer en zomer. De bladeren zijn vaak onbehaard en kunnen getand zijn, terwijl de bloeiwijze uit rattestaartvormige aren bestaat. De plant gedijt goed op zoute bodems en kan zich aanpassen aan wisselende zoutgehaltes. Diverse insecten en kevers zijn gespecialiseerd in het gebruik van Zeeweegbree als voedselplant.
Het kernareaal van zeeweegbree strekt zich uit van Oost- Europa tot de Centraal-Aziatische steppegebieden. Daarnaast komt de soort voor langs de kusten van Noordwest-Europa en Noord-Amerika. Er worden verschillende ondersoorten onderscheiden. In Vlaanderen komt enkel subsp. maritima voor, die beperkt zou zijn tot de kusten van Noord- en West-Europa en tot zilte- en basenrijke locaties in het binnenland van Europa. In België ontbreekt de soort in het Waalse landsgedeelte.
Zeeweegbree is zeer zeldzaam in Vlaanderen. Het grootste deel van de vindplaatsen situeert zich op de brakke schorren langs de Schelde stroomafwaarts van Antwerpen. De overige groeiplaatsen bevinden zich in de schorrengebieden langs de kust: de IJzermonding te Nieuwpoort, de Baai van Heist en het Zwin te Knokke.
Zeeweegbree is een lage tot middelhoge, overblijvende voorzomer- en zomerbloeier met een forse, meestal meerkoppige wortelstok. De bladeren zijn vlezig, meestal onbehaard, lijnvormig tot lijn-lancetvormig, gootvormig, gaafrandig of bij forse planten dikwijls verwijderd getand. Ze bezitten drie of vijf parallelle nerven (in tegenstelling tot de eennervige of veernervige bladeren van Hertshoornweegbree). De aarstelen zijn behaard en meestal weinig langer dan de bladeren. De rattestaartvormige aren knikken voor de bloei; in de vruchttijd kunnen ze ongeveer een decimeter lang worden. Van de vier kelkslippen zijn de bovenste twee gekield. De kroon heeft een behaarde buis en witachtige slippen. De helmknoppen vallen op door hun citroengele kleur. De doosvrucht bevat gewoonlijk twee zaden.
Zeeweegbree is een vormenrijke soort, die voorkomt in het hart van het Euraziatische continent - van Tsjechië tot Afghanistan en Mongolië - en voorts in sommige Zuid-, Midden- en Noordwesteuropese gebergten, aan de Europese en Noord-Amerikaanse kusten en op de zuidpunt van Zuid-Amerika. In Nederland is zij vrij algemeen in het Deltagebied, op de Waddeneilanden en aan de Waddenkust van Groningen, Friesland en noordelijk Noord-Holland. In Friesland is zij ook hier en daar verder landinwaarts aangetroffen; bovendien houdt zij plaatselijk stand langs de IJsselmeerkust van deze provincie. In de rest van het IJsselmeergebied, waar zij vóór de afsluiting veel voorkwam, heeft zij slechts op een enkele plek standgehouden. Aan het eind van de laatste ijstijd kwam Zeeweegbree in de toenmalige parktoendra veel meer landinwaarts voor, evenals bijvoorbeeld Engels gras (Armeria maritima). Zeeweegbree is een typische schorreplant. Net als Zulte (Aster tripolium) en Schorrezoutgras (Triglochin maritima) treedt zij in een bonte scala van vegetatietypen op, waarbij het zwaartepunt in de lagere delen van de schor ligt. Voor haar kieming heeft zij tamelijk zandige grond nodig, die door regenbuien in het voorjaar tijdelijk vrij sterk ontzilt wordt. Eenmaal het kiemplantstadium te boven, is Zeeweegbree een zeer zoutverdragend gewas. Op natte en betrekkelijk slikkige grond vormt zij forse planten met opgerichte, getande, relatief brede bladeren, die vaak tot aanzienlijke horsten uitdijen. Op droge plekken met een nogal wisselend zoutgehalte blijven de planten klein, met liggende, gaafrandige, smalle bladeren. In de meeste schorvegetaties heeft Zeeweegbree wel een vast, maar geen erg groot aandeel: zo bijvoorbeeld in begroeiingen waarin Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima), Zeealsem (Artemisia maritima) of hoger in de zonering Zilte rus (Juncus gerardi) en Melkkruid (Glaux maritima) een overheersende plaats innemen. Het best gedijt zij, samen met Lamsoor (Limonium vulgare), in kommen van lage, heel licht beweide of onbeweide schorren. In intensief begraasde terreinen legt zij het - zoals bijna alle andere schorbewoners - af tegen Gewoon kweldergras. Bij matige begrazing houdt zij echter goed stand. De smalbladige vorm van Zeeweegbree komt niet alleen op de bovenrand van de schor voor, maar ook wel op droge zandgronden nabij de kust buiten bereik van het zeewater. Zo staat zij samen met Engels gras op beweide zandheuveltjes langs het IJsselmeer aan de Friese zuidkust, en ook wel op zandige, open-grazige terreintjes op de Waddeneilanden. In lage, natte, zilte graslanden binnendijks - zoals inlagen, poelgebieden en kreekoeverlanden - komt Zeeweegbree tamelijk zeldzaam voor, en wel in de laagste zone van de gesloten graslandvegetatie. Verder staat zij wel tussen stenen van de beschoeiing van zeedijken. Op bescheiden schaal is Zeeweegbree in bermen van 's winters gepekelde autowegen aangetroffen. In andere Europese landen komt zij ook op rotsachtige plekken in gebergten voor.
Tot de grazers die effectief van deze plant gebruik weten te maken, behoren rotganzen. Als die in mei op schorren pleisteren, grazen ze in kudden ongeveer om de vier dagen de plekken met Zeeweegbree af, waarbij telkens omstreeks een derde deel van de bladmassa wordt opgegeten. Bij dit 'graasregime' profiteren de rotganzen van de hergroei van de plant, die onder deze omstandigheden de maximale productie aan jong blad oplevert.
Op Zeeweegbree zijn een paar kevers gespecialiseerd. Van de aardvlooien is Longitarsus melanocephalus subsp. plantagomaritimus aan deze plant gebonden. Van de snuitkever Mecinus collaris leeft de larve in de bloeiwijzesteel, die ter plaatse spoelvormig opzwelt. In onze streken komt deze soort uitsluitend - en vrij algemeen - op Zeeweegbree voor; in oostelijker gebieden op andere Weegbreeën. Nog een snuitkever die in het Deltagebied en op de Waddeneilanden op Zeeweegbree voorkomt is Ceutorhynchidius thalhammeri. Deze is zeldzaam en moeilijk te vinden. Van de motvlindertjes valt Scrobipalpa samadensis subsp. plantaginella te noemen, een zeldzame en schaars voorkomende soort, die pas enige jaren geleden voor het eerst in Nederland is aangetroffen, en wel aan de Friese Waddenkust. Verder kan Zeeweegbree als voedselplant dienen voor diverse insecten, die frequenter op Smalle weegbree voorkomen. In hoeverre insecten als bestuivers op Zeeweegbree een rol spelen, moet nog worden onderzocht.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Zeeweegbree is een soort van pioniersvegetaties en gesloten vegetaties van lage schorren op brakke tot zilte bodem. Ze groeit vooral op de slibrijke delen van het schor, vaak in combinatie met zulte, schorrenzoutgras, lamsoor en hertshoornweegbree. Een enkele maal is zeeweegbree in het binnenland gevonden in de wegberm van een drukke weg waar geregeld strooizout wordt gebruikt. Ze groeide er samen met hertshoornweegbree en Engels gras.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.