Duizendblad is een lage, kamilleachtig geurende plant. De stengels zijn zacht en iets viltig behaard. De in omtrek lancetvormige bladeren zijn meermaals veerdelig gedeeld, wat de plant haar naam heeft bezorgd. De hoofdjes hebben vijf sneeuwwitte tot donkerroze straalbloemen en meerdere buisbloemen. Duizendblad groeit op allerlei grazige of enigszins ruderale plaatsen op droge tot vochthoudende grond.
De soort heeft een circumpolair areaal, maar is ook in het zuidelijke halfrond op vele plaatsen ingeburgerd. In Europa komt ze overal voor, met uitzondering van het Iberisch Schiereiland. In Wallonië is duizendblad overal uiterst algemeen.
Ook in Vlaanderen is het een uiterst algemene soort. In de vorige Atlas (VAN ROMPAEY & DELVOSALLE 1972) was van duizendblad geen kaart opgenomen omdat het een ubiquist was (bekend van minstens 98% van de Belgische uurhokken). Daarom zijn hier voor de eerste karteringsperiode alle uurhokken gemarkeerd. De soort is het talrijkst in de Duinen en maar een beetje minder talrijk in de overige districten.
Duizendblad is een lage tot middelhoge, kruidig (kamilleachtig) geurende plant, die kort voor de langste dag begint te bloeien en die hier vaak tot diep in de herfst mee doorgaat. De taaie stengels zijn zacht en iets viltig behaard. De in omtrek lancetvormige tot lijnlancetvormige, sparrengroene bladeren zijn twee- tot driemaal veerdelig gedeeld in een schier oneindig aantal slippen, wat de plant haar naam heeft bezorgd. Alle slipjes zijn door smalle strookjes bladmoes onderling verbonden, maar ze staan niet in één vlak, wat het blad een wat kroezig, peterselieachtig uiterlijk geeft. De onderste bladeren zijn gesteeld, de hogere vaak iets stengelomvattend. De hoofdjes zijn nauwelijks een halve centimeter breed en hebben in de regel vijf straalbloemen. Deze zijn gewoonlijk sneeuwwit, soms licht- of donkerroze. De buisbloemen hebben ongeveer dezelfde kleur als de straalbloemen; bij het uitbloeien krijgen ze een wat grijzige tint. Alleen na kruisbestuiving (door insecten) treedt vruchtzetting op. Soms komen planten met opvallend kleine hoofdjes met zeer weinig buisbloemen voor.
Duizendblad is - in tal van vormen - inheems in gematigde en koudere streken van het noordelijk halfrond. Als cultuurvolger is het ingeburgerd in Australië en het zuiden van Zuid-Amerika. In Nederland komt het blijkens een vondst bij Oss in elk geval sinds de ijzertijd voor (500 v.Chr.). Tegenwoordig behoort het in ons land tot de algemeenste veertig soorten vaatplanten.
Duizendblad groeit op allerlei grazige of enigszins ruderale plaatsen op droge tot vochthoudende, in elk geval niet blijvend natte grond. Het meest staat deze plant op lichte, minerale, tamelijk humusarme, matig voedselrijke bodem, dikwijls ook op stenige plaatsen; weinig op veen en niet op zeer stikstofarme grond. Met zijn taaie wortelstokken en stengels verdraagt Duizendblad matige betreding en berijding beter dan de meeste andere planten, waardoor het zich aan wegranden kan uitbreiden. Ook langdurige droogte kan deze tamelijk diep wortelende plant ten opzichte van andere soorten bevoordelen. Duizendblad handhaaft zich bij veelvuldig maaien, bijvoorbeeld in gazons, al krijgt het daar geen kans tot bloeien. Door allerlei dieren wordt dit tamelijk voedzame, calcium- en fosforrijke gewas gegeten; beweiding verdraagt het goed, maar in zwaar bemest grasland wordt het door grassen verdrongen. (Als het teveel door koeien wordt gegeten, krijgt de melk hierdoor een ongewenst aroma.) Tolerantie voor zware metalen blijkt uit het optreden van Duizendblad op zinkhoudende grond langs de Geul in Zuid-Limburg en in aangrenzend België en Duitsland. Zijn optreden vlak langs drukke autowegen doet vermoeden, dat het ook voor lood (en uitlaatgassen) tamelijk tolerant is. Op steile of rulle kanten kan het een rol spelen als bodembevestiger. In de duinen groeit het voornamelijk op plaatsen waar de grond door betreding of beweiding enigszins verdicht is. Meestal staat Duizendblad in de volle zon, maar het kan zich in halfschaduw handhaven, bijvoorbeeld onder doornstruweel dat in grasland binnendringt en in beweid Jeneverbesstruweel. Planten waarmee het dikwijls samen voorkomt, zijn onder meer Veldbeemdgras (Poa pratensis), Gewoon struisgras (Agrostis capillaris), Rood zwenkgras (Festuca rubra), Smalle weegbree (Plantago lanceolata), Gewoon biggenkruid, Boerenwormkruid, Vlasbekje (Linaria vulgaris), Sint-Janskruid (Hypericum perforatum) en Akkerwinde (Convolvulus arvensis). In kalkrijke duinen nabij zeedorpen en op een paar plaatsen langs de grote rivieren woekert op Duizendblad de zeldzame Blauwe bremraap (Orobanche purpurea).
Duizendblad is een plant van duizend-en-een mogelijkheden. Met Echte kamille, Echte valeriaan (Valeriana officinalis) en Pepermunt (Mentha X piperita) behoort het tot de meest gebruikte volksgeneeskruiden. Er kan thee van worden getrokken; ook kan het in de soep en salade en zelfs als rookplant worden gebruikt. Van kruidensnoepjes vormt het een vast bestanddeel. Werkzame stoffen bevinden zich met name in de bloemhoofdjes en verder in de bladeren. Vanouds is Duizendblad befaamd om zijn bloedstelpende eigenschappen, daarnaast wordt het tegen ontstekingen en ingewandsstoornissen gebruikt. Bij daarvoor gevoelige personen kan echter de huid na contact met deze plant gevoelig worden voor zonnestraling, wat tot vorming van blaartjes kan leiden. Behalve als medicijn kan Duizendblad ook worden gebruikt voor het verven van textiel. Een vorm met diep purperrode bloemen is als siergewas in cultuur.
Duizendbladspecialisten
Behalve een oeroude gebruiksplant voor de mens is Duizendblad ook de voedselplant van een aanzienlijke verscheidenheid aan insecten. Van het grote snuitkevergeslacht Ceutorhynchus is de vrij algemene, ongeveer tweeëneenhalve millimeter lange C. triangulum aan deze plant gebonden. Zijn larve ontwikkelt zich 's zomers in de bloeistengel. Twee nogal zeldzame schildpadkevertjes leven op Duizendblad: Cassida sanguinolenta, die in de duinen en in Limburg plaatselijk algemener is, en C. prasina, die ook op Wilde bertram wordt aangetroffen en in hoofdzaak uit Limburg bekend is. Het streepglanskevertje Olibrus millefolii - een nog geen twee millimeter lang, nogal hoog gewelfd, zwart torretje komt algemeen op de bloeiwijzen van Duizendblad voor. Zijn larve ontwikkelt zich in de bloem hoofdiesbodem.
Uit de Bladrollerfamilie (Tortricidae) is het geslacht Dichrorampha op Duizendblad ruim vertegenwoordigd: van de negen inheemse soorten leven vijf als rups in deze plant, en wel in de wortelstok. Deels komen ze ook op Boerenwormkruid voor. Als voorbeeld is D. petiverella te noemen, een soort die in twee generaties optreedt. De eerste rupsengeneratie leeft van de herfst tot de lente, de tweede ontwikkelt zich in de voorzomer. Hun vraat veroorzaakt verdorring van de bladeren. Vooral in de Hollandse duinen, maar ook op verspreide plaatsen in het binnenland komt uit dezelfde vlinderfamilie Thiodia citrana voor. Behalve op Duizendblad wordt deze ook wel op soorten uit verwante geslachten aangetroffen, onder meer op Averuit. De rupsen leven tussen de hoofdjes. Zeer zeldzaam is Epiblema graphana, die tot Zuid-Limburg en Zuid-Holland beperkt is. De op Duizendblad levende spanner Eupithecia millefoliata is in Nederland zeldzaam en tot het uiterste zuiden en zuidwesten beperkt. Van de kokermotjes is Coleophora argentula op Duizendblad gespecialiseerd; ook verscheidene andere Coleophora-soorten zijn op deze plant te vinden. Het op Duizendblad levende mineervlindertje Bucculatrix crzstatella is pas onlangs in ons land ontdekt, maar blijkt vrij veel voor te komen.
Bloemwantsen die een voorkeur voor Duizendblad vertonen, zijn Megalocoleus molliculus en Calocoris roseomaculatus. De eerste is licht zeegroen met grijze vlekjes, de tweede bleekgroen met rode vlekjes. Daarnaast kunnen op Duizendblad nog tal van andere, niet specifieke wantssoorten worden aangetroffen. De twee genoemde wantsen zijn trouwens ook wel eens op andere Composieten aan te treffen.
Van de mineervliegjes (Agromyzidae) die op Duizendblad voorkomen, is de zeldzame, gele Liriomyza flavopicta aan deze plant gebonden. Als larve mineert zij in de hoofdjessteel. Van de geel met zwarte Liriomyza ptarmicae mineert de larve in de bladeren van Duizendblad en Wilde bertram. Andere mineervliegen die op deze planten te vinden zijn, nemen ook andere Composieten als voedselplant voor lief.
Op Duizendblad komen voorts galvormers van uiteenlopende verwantschap voor. Van een tweetal boorvliegen leeft de larve in gallen in de stengelbasis en/of de wortelstok. Hiervan is de bruingele Geelvleugelboorvlieg (Oxyna flavipennis) algemener dan de bruinzwarte Duizendbladboorvlieg (Dithryca guttularis). De galmug Rhopalomyia millefolii doet urnvormige, tenslotte glanzende zwarte gallen in de bladoksels en op de bladas ontstaan. Een verwante soort, R. ptarmicae, doet de bloeiwijze in een gal veranderen; deze soort is meer bekend van Wilde bertram (zie daar). Bladluizen van het geslacht Macrosiphoniella doen eveneens galachtige vervormingen ontstaan: M. millefolii in de bloeiwijzen, M. usquertensis in de onderste bladeren. Een hierop lijkende, eveneens aan Duizendblad gebonden bladluis is Uroleucon achilleae.
Naast de hiervoor genoemde insecten kan ook een aaltje (nematode) als galvormer optreden en wel Anguina millefolii, die opmerkelijk genoeg opzwellingen in deelblaadjes veroorzaakt (galvorming door aaltjes betreft in de regel ondergrondse delen van de planten).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Duizendblad groeit in grasland en wegbermen op alle droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke bodems, met evenwel een voorkeur voor meer zandige bodems.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.