Ruige zegge is een lage tot middelhoge, licht- tot grijsgroene plant met sterke beharing en lange, vertakte wortelstokken. De bloei- en schijnstengels zijn omhuld door roodbruine scheden en dragen lange bladeren. De bloeiwijze bestaat uit twee mannelijke aren bovenaan en twee of meer vrouwelijke aren eronder, met behaarde kafjes. De rijpe urntjes zijn beige, wollig behaard, en hebben een lange snavel.
Ruige zegge komt algemeen voor in Europa, de Kaukasus, het Atlasgebied, en is ingevoerd in Noord-Amerika. In Nederland is zij veelvuldig, behalve in de zandstreken van het noordoosten en de Waddeneilanden. Ze groeit goed op minerale bodems met zand of grof materiaal en verdraagt wisselvallige omstandigheden zoals bemesting, betreding, en waterstandswisselingen. Ze komt voor in rivieren, graslanden, afgravingen, bermen, en ruderale plaatsen, en groeit ook in halfschaduw. Kenmerkend zijn de aanwezigheid van de mineervlieg Cerodontha hirtae en de bladluis Schizaphis caricis.
Het natuurlijke areaal van ruige zegge ligt helemaal binnen Europa. Het strekt zich oostwaarts uit tot Moskou en Oekraïne, met nog een geïsoleerd deelareaal in de Kaukasus. In Noord-Amerika is de soort ingeburgerd. Ruige zegge komt wijdverspreid over heel Vlaanderen voor, maar is minder abundant in de Kempen. In België is ze enkel relatief zeldzaam in de Ardennen.
Ruige zegge is de meest algemene zegge in Vlaanderen en vertoont een positieve trend over de twee laatste karteerrondes.
Ruige zegge is een lage tot middelhoge, licht- tot grijsgroene, vaak vrij lang doorbloeiende zegge, die van de inheemse zeggen de sterkste beharing vertoont. Zij heeft lange, vertakte, enigszins verhoutende wortelstokken, waaraan afzonderlijk of in kleine toefen bloei- en schijnstengels ontspringen, die aan de voet door roodbruine scheden omhuld worden. De 'palmpjesachtige' schijnstengels zijn naar verhouding hoger dan bij de meeste andere zeggen. De bloeistengels zijn stomp driekantig en tot twee millimeter dik. De wollige beharing is vooral dicht op de bladscheden. Boven- en onderzijde van de bladschijf zijn meer verspreid behaard. Soms ontbreekt de bladbeharing vrijwel. De bladschijf is tot zes millimeter breed. De bloeiwijze beslaat meer dan de helft van de bloeistengel. Meestal zitten bovenaan de halm twee mannelijke aren dicht bij elkaar. Ze maken een viltige indruk door de beharing van de kafjes. De twee of meer vrouwelijke aren zitten op ruime afstand van elkaar en van de mannelijke aren. Zij zijn kort (het onderste soms lang) gesteeld, staan rechtop, bevatten driestempelige bloemen en zijn bij vruchtrijpheid vrij los. De onderste schutbladen van de vrouwelijke aren zijn bladachtig; het onderste reikt vaak ongeveer tot de top van de bloeiwijze en heeft een enkele centimeters lange schede. De rijpe urntjes zijn kegel-eivormig, ongeveer zes millimeter lang, beige, wollig behaard en toegespitst in een lange snavel met iets uiteenwijkende tanden.
Ruige zegge komt voor in Europa met uitzondering van de noordelijkste en zuidelijkste delen, voorts in de Kaukasus, het Atlasgebied en — ingevoerd — in Noord-Amerika. In Nederland is zij algemeen en gelijkmatiger over het land verdeeld dan de overige zeggen; in de zandstreken van het noordoosten en op de Waddeneilanden is zij echter minder algemeen.
Ruige zegge verschilt van de meeste andere zeggen vooral door haar tolerantie voor wisselvallige omstandigheden en sterke menselijke beïnvloeding van haar milieu. Binnen zekere grenzen wordt zij door bemesting, betreding, beweiding, waterstandswisselingen, graafwerk en aanvoer van 'vreemd' materiaal veeleer begunstigd dan benadeeld. Zij kan op allerlei grondsoorten gedijen, maar heeft een voorkeur voor minerale bodem met ten minste een zeker gehalte aan zand of ander grof materiaal. In uitgesproken zure en voedselarme terreinen laat Ruige zegge verstek gaan, en op uitgesproken natte of droge plaatsen komt zij veel minder voor dan op plekken waar inundatie en uitdroging elkaar afwisselen. Haar taaie netwerk van wortelstokken stelt haar in staat erosie te weerstaan; zo groeit zij vlak langs rivieren vaak talrijk op lage oeverwallen, die haar voornaamste natuurlijke standplaats vormen. Elders is zij in de regel als cultuurvolger te beschouwen; in tegenstelling tot veel andere rivierbegeleiders speelt zij in duin- en andere kustvegetaties geen rol van betekenis (behalve in verstoorde terreinen zoals infiltratiegebieden). Als graslandplant staat zij vooral in percelen die afwisselend gehooid en beweid worden. Verder groeit zij in afgravingen, op opgespoten zandvlakten, op braakliggend bouwland, in allerlei bermen, aan wegranden en op paden, op spoorwegemplacementen, industrieterreinen en andere ruderale plaatsen. Zij behoort met Duindoorn (Hippophae rhamnoides), Riet (Phragmites australis) en Akkerdistel (Cirsium arvense) tot de planten die in staat zijn met hun ondergrondse delen onder een asfaltdek door te groeien en het met hun groeipunten van onderaf open te breken. In halfschaduw van struikgewas of bosaanplantingen weet zij zich te handhaven. Vaak wordt Ruige zegge vergezeld door andere mat- en/of uitlopervormende planten, zoals Kweek (Elymus repens), Fioringras (Agrostis stolonifera), Geknikte vossestaart (Alopecurus geniculatus), Ruw beemdgras (Poa trivialis), Rietgras (Phalaris arundinacea), Veenwortel (Polygonum amphibium), Akkerkers (Rorippa sylvestris), Vijfvingerkruid (Potentilla reptans), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens) en Moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis palustris), en verder onder meer door Grote weegbree (Plantago major), Krulzuring (Rumex crispus) en Platte rus (Juncus compressus).
Insecten die alleen of bij voorkeur op Ruige zegge leven, zijn de mineervlieg Cerodontha hirtae en de bladluis Schizaphis caricis. Laatstgenoemde zit op de voet van de bladeren en is vrij algemeen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Ruige zegge groeit op natte tot vochtige bodems op matig tot zeer voedselrijke plaatsen. Het is een graslandplant die gemakkelijk verstoring en wisselende milieuomstandigheden doorstaat. De soort komt dan ook zeer veel voor in relatief onstabiele milieus, zoals wegbermen, rivier- en kanaalbermen en braakliggende terreinen. Verder komt ze voor in graslanden waar het beheer niet stabiel is (bv. met een afwisseling van hooien en beweiden).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.