Blauwe zegge is een gewoonlijk lage, soms zeer lage of middelhoge, opvallend blauw berijpte, vroegbloeiende Zegge met kruipende wortelstokken, waaraan gewoonlijk op enige afstand van elkaar stengels en bladrozetten ontspringen. Ze maakt deel uit van nogal uiteenlopende, al of niet soortenrijke begroeiingen op vochtige tot natte, zure tot neutrale, basenarme tot basenrijke, voedselarme tot matig voedselrijke maar fosfaatarme, niet of licht bemeste, doorgaans humeuze tot venige grond zoals blauwgraslanden. De meeste groeiplaatsen zijn 's winters drassig of staan ondiep onder water, en blijven 's zomers vochtig of drogen slechts oppervlakkig uit.
Blauwe zegge is een soort van de koude en gematigde streken van Europa. De zuidgrens van het areaal wordt in Europa gevormd door de Pyreneeën en de Alpen. Daarnaast komt de plant ook voor in de Kaukasus en Centraal-Azië. In Noord-Amerika en Nieuw Zeeland is blauwe zegge door de mens geïntroduceerd. In België komt blauwe zegge vooral voor in de Kempen en de Ardennen.
Blauwe zegge is in Vlaanderen vrij zeldzaam en vertoont een negatieve trend. Daarom is ze als ‘kwetsbaar’ opgenomen in de Rode Lijst. Bovendien groeit ze vooral in vegetatietypes die hun voortbestaan voornamelijk aan natuurreservaten te danken hebben.
Blauwe zegge is een gewoonlijk lage, soms zeer lage of middelhoge, opvallend blauw berijpte, vroegbloeiende Zegge met kruipende wortelstokken, waaraan gewoonlijk op enige afstand van elkaar stengels en bladrozetten ontspringen. De onderste scheden zijn bleek strokleurig of rozeachtig. De halmen zijn stomp driekantig en glad. De bladschijf heeft aan beide kanten dezelfde blauwige tint, staat vaak wijd af en is vrij plotseling versmald in een driekantige top (een verschil met Zeegroene zegge). De losse bloeiwijze bestaat uit één eindstandige mannelijke aar en een of twee, zelden drie, van elkaar verwijderd staande, rechtopstaande, losbloemige, aan de voet dikwijls iets onderbroken vrouwelijke aren met driestempelige bloemen. De schutbladen daarvan reiken niet tot de top van de bloeiwijze; het onderste schutblad heeft een ruime, één tot twee centimeter lange schede, die de steel van de onderste aar omhult. De urntjes zijn omgekeerd eivormig, ongeveer vier millimeter lang, glad met twee of drie vrij zwakke nerven, eerst groenig geel, bij rijpheid beige, opvallend dik en eenzijdig opgebold, waardoor het zeer korte snaveltje scheef komt te staan. Soms ontspringt de onderste vrouwelijke aar aan de voet van de halm; dan heeft zij een lange, draaddunne, tenslotte overhangende steel. De mannelijke aar is soms opzij- of teruggeknikt. Ook zijn nogal eens dwergexemplaren te vinden waarvan de bloeiwijze alleen uit een mannelijke aar bestaat. Af en toe zijn in de nazomer bloeiende halmen aan te treffen.
Blauwe zegge komt voor in Europa met uitzondering van de zuidelijkste en zuidoostelijkste delen, voorts in de Kaukasus en Centraal-Azië; in oostelijk Noord-Amerika is zij vermoedelijk en in Nieuw-Zeeland stellig door de mens ingevoerd. In grote delen van Nederland is zij nog vrij algemeen, maar door ontginning en ontwatering gaat zij steeds verder achteruit. Zij ontbreekt in zeekleigebieden en in de IJsselmeerpolders, is in Zeeland tot de duinen van Schouwen beperkt en is zeldzaam in de Betuwe.
Blauwe zegge maakt deel uit van nogal uiteenlopende, al of niet soortenrijke begroeiingen op vochtige tot natte, zure tot neutrale, basenarme tot basenrijke, voedselarme tot matig voedselrijke maar fosfaatarme, niet of licht bemeste, doorgaans humeuze tot venige grond. Zij groeit op zand en leem, soms op löss of zandige klei, en ook veel op vaste veengrond, maar haar aandeel in verlandingsvegetaties is beperkt. De meeste groeiplaatsen zijn 's winters drassig of staan ondiep onder water, en blijven 's zomers vochtig of drogen slechts oppervlakkig uit. Op lemige (dus goed vochtvasthoudende) grond kan Blauwe zegge ook wel ver boven bereik van grondwater groeien. Inundatie met voedselrijk oppervlaktewater doet de plant verdwijnen. De begroeiingen zijn open of gesloten, maar blijven in de regel laag, en de plant staat gewoonlijk in het volle licht. Hoewel zij in pionierbegroeiingen kan optreden, bereikt zij haar grootste ontplooiing over het algemeen in vrij stabiele begroeiingen.
Als graslandplant komt Blauwe zegge vooral voor in hooilanden, al of niet met voor- of nabeweiding. Het meest constant en talrijk treedt Blauwe zegge op in blauwgraslanden (blz. 000), waar zij naast Pijpenstrootje (Molinia caerulea) hoofdrolspeler is en dikwijls een kwart tot de helft van de grasmat uitmaakt. De karakteristieke blauwige tint van dit graslandtype komt in de eerste plaats voor rekening van Blauwe zegge. Een aanzienlijk aandeel heeft zij ook in hooilanden in brongebieden, zowel met kalkarm als met kalkrijk water. Verder staat zij in andere min of meer schrale hooilanden, onder meer aan de rand van beekdalen en hier en daar op zandige of venige plekken in rivierkleigebieden. In laagveenplassengebieden groeit zij op legakkers (onvergraven stroken veen) die gemaaid worden, soms in niet te oud veenmosrietland. Alle genoemde vegetatietypen bestaan in hoofdzaak in natuurreservaten. In weidegebieden is Blauwe zegge een schaarse verschijning, die zich tegenwoordig hoogstens kan handhaven op niet te zwaar begraasde plekken met relatief geringe bemestingsinvloed; het meest nog staat zij aan slootkanten en in bermen. In brakwaterveengebieden kwam zij vanouds minder voor dan in zoete omgeving.
Veelvuldig is Blauwe zegge aan te treffen in vochtige tot natte heidegebieden, vooral op lemige grond. Hier treedt zij vooral op in de pionierbegroeiing op kale (niet bemoste) plekken langs paden, in natte laagten, in afgeplagd terrein en op afgeschraapte venoevers, vaak samen met Snavelbiezen (Rhynchospora spp.) en Zonnedauw (Drosera spp.). Op compacte, basenrijkere bodem, zoals leem en potklei, kan zij ook in drogere, grazige heidevegetaties optreden. Dergelijke vegetaties komen in samenstelling soms vrij sterk met blauwgrasland overeen. In leemgroeven en andere terreininsnijdingen komt deze plant, die in de regel humushoudende grond verkiest, soms op vers blootgekomen, humusarme leem voor. In Zuid-Limburg staat Blauwe zegge hier en daar aan de bovenrand van krijthellingen, waar het krijt gemengd is met of overdekt wordt door lemige afzettingen, en ook op steile wanden van beekdalletjes. In de duinen is zij plaatselijk talrijk in oudere, vochtige, humeuze, al of niet ontkalkte valleien, ook in binnenduinweilanden (mient- en vroongronden) en op afgeplagde plekken en paadjes in natte duinheide.
De grote verscheidenheid aan vegetatietypen waarin Blauwe zegge kan optreden, maakt dat er geen andere soorten zijn waardoor zij over de hele linie vergezeld wordt. Van de planten waarmee zij in uiteenlopende omgeving een eindweegs samen optrekt, zijn te noemen Pijpenstrootje, Gewone dophei (Erica tetralix), Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), Tormentil (Potentilla erecta), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Veelbloemige veldbies (Luzula multiflora), Zwarte zegge, Biezenknoppen (Juncus conglomeratus), Moerasrolklaver (Lotus uliginosus), Ruw walstro (Galium uliginosum), Kleine valeriaan (Valeriana dioica), Kale jonker (Cirsium palustre), Gestreepte witbol (Holcus lanatus) en Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum).
Blauwe zegge groeit in graslanden en heidevegetaties op zwak zure, natte tot vochtige voedselarme bodems. Blauwe zegge groeit vooral in gemaaide vegetaties, al dan niet gepaard met nabeweiding. Het meest dominant is de soort in blauwgraslanden, waar ze deel uitmaakt van het blauwgroene aspect van het grasland, samen met pijpenstrootje en een hele reeks zeldzaamheden. Daarnaast komt ze ook voor in natte heidevegetaties, waar ze vooral op open plekken of in pionierssituaties groeit (bv. op plagplekken). In mooi ontwikkelde dottergraslanden kan blauwe zegge eveneens voorkomen. In de Duinen groeit blauwe zegge in duinvalleien.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.